Nr. 19890 a DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 19 november 1987 (bijlage nr. 366); gelet op het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de Algemene subsidie verordening Leeuwarden; BESLUIT: het verzoek d.d. 5 oktober 1987 van het Administratiekantoor T.F. Piso te Wijk bij Duurstede namens de Stichting Appèl Bestrijding Criminaliteit te Lemmer on een éénmalig subsidie in de door haar te organiseren activiteiten af te wijzen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Geluidsaspecten gebied Westeinde V, fase 3. Bijlage no. 367 Leeuwarden, 19 november 1987. Aan de Gemeenteraad. Het onderdeel van de Wet geluidhinder (Wgh) met betrekking tot bestaande situaties wegverkeerslawaai is per 1 maart 1986 in werking getreden. De inwerkingtreding van dit onderdeel heeft met name consequenties voor de verlening van bouwvergunningen voor woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. De betekenis hiervan zal hierna in hoofdlijnen worden weergegeven, uitmondend in een concreet voorstel ten aanzien van het gebied Westeinde V, fase 3. Indien de geprojecteerde woningen in bestemmingsplannen zijn verankerd die zijn vastgesteld voor 1 januari 1982 (zoals bijvoorbeeld het globale bestem mingsplan "Westeinde 1970"), kan niet zonder meer tot verlening van de bouwvergunning worden overgegaan. Op grond van de artikelen 91 en 92 van de Wet geluidhinder geldt in beginsel namelijk een (tijdelijke) bouwstop voor woningen waarvan de bouw is voorzien in een voor genoemde datum vastgesteld bestem mingsplan, doch waarvoo'r op 1 maart 1986 nog geen bouwvergunning is afgegeven. Dit verbod heeft ten doel te voorkomen dat situaties worden gecreëerd, welke afbreuk doen aan de materiële eisen van de Wet geluidhinder. Het gaat hier om een zelfstandige aanhoudingsgrond naast het bepaalde in de Woningwet ten aanzien van de aanhouding of weigering van een bouwvergunning. Pas nadat een in de wet vastgestelde procedure is gevolgd, kan eventueel alsnog een bouwvergunning wor den verleend. Er zijn hierbij twee procedures mogelijk. Ten eerste kan het geluidsaspect worden behandeld in een bestemmingsplan, dat volgens de regeling voor nieuwe situaties wordt herzien (art. 91 jo 76-87 Wgh), hetgeen dus inhoudt een bestem mingsplan ontwerpen en in procedure brengen, dat voldoet aan genoemde artikelen van de Wet geluidhinder. Ten tweede kan de procedure van de artikelen 92 t/m 97 Wgh worden gevolgd. Hierbij dienen de volgende stappen te worden gezet: akoestisch onderzoek; besluit Raad, waarbij er drie mogelijkheden zijn: a. vaststelling van maatregelen om te voorkomen dat het geluidniveau meer dan 50 dB(A) zal zijn; b. vaststelling dat het niveau (zonder maatregelen) lager dan 50 dB(A) zal zijn; c. vaststelling dat een niveau van 50 dB(A) (ook door het treffen van maatre gelen) niet mogelijk zal zijn; voorafgaand aan elk van deze besluiten dient advies te worden ingewonnen van de Regionale Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne; in de gevallen genoemd onder a en b kan de bouwvergunning worden verleend nadat het besluit van de Raad onherroepelijk is geworden; in het geval genoemd onder c dient het besluit ter kennis te worden gebracht van Gedeputeerde Staten, die een besluit nemen, inhoudende hetzij een verklaring van geen bezwaar tegen de verlening van de bouwvergunning (nadat het besluit van G.S. onherroepelijk is geworden wordt de bouwvergunning verleend), hetzij de beslissing dat tot die verlening voorshands niet zal worden overgegaan (hetgeen betekent dat het bestemmingsplan alsnog volgens de regeling voor nieuwe situaties dient te worden herzien).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1987 | | pagina 473