- 2 -
hersteld, is de koopovereenkomst van rechtswege en zonder tussenkomst van
de rechter ontbonden, tenzij de koper verklaart uitvoering van de
overeenkomst te verlangen, in welk geval de verkoper verplicht is tegelijk
met de levering van het verkochte alle vorderingen, welke hij ter zake van
de schade jegens derden mocht hebben, aan de koper te cederen;
6. verkoper is tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die wegens uitwin
ning;
7. de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen zijn ondeelbaar;
8. partijen verbinden zich om bij het verlijden van de akte tot eigendoms
overdracht afstand te doen van het recht om ingevolge het bepaalde bij de
artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek of op enige andere grond,
ontbinding, vernietiging of ongedaanmaking van de koopovereenkomst te vor
deren;
9. indien koper op de ingevolge het onder 2. vermelde te bepalen tijd en plaats
niet persoonlijk of door een behoorlijk gevolmachtigde verschijnt, dan wel,
verschenen zijnde, weigert de definitieve akte te ondertekenen, of de koop
som en het verder door hem verschuldigde te betalen, wordt hij zonder enige
aanmaning of ingebrekestelling geacht weigerachtig of nalatig te zijn; in
dat geval zal de verkoper het recht hebben de overeenkomst door een
schriftelijke kennisgeving aan koper te ontbinden, alles onverminderd de
bevoegdheid van de verkoper gebruik te maken van de hem door de wet gegeven
rechtsmiddelen;
10. in een akte op 31 mei 1985 verleden voor mr. J.K. Rademakers, notaris ter
standplaats Leeuwarden, overgeschreven ten hypotheekkantore te Leeuwarden op
diezelfde dag in deel 5584, nummer 10, waarbij door de verkoper werd
verkocht de ten westen van en aan het verkochte aanliggende woning plaat
selijk gemerkt Huizum-Dorp 98a, kadastraal bekend gemeente Huizum, sectie B,
nummer 1530 gedeeltelijk, staat het navolgende vermeld:
"Het hierbij verkochte gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente
Huizum, sectie B, nummer 1530, waarop is gesticht de woning met aanhorighe-
den, plaatselijk gemerkt Huizum-Dorp 98a, en het bij de verkoopster in
eigendom verblijvende gedeelte van dit perceel, waarop is gesticht de woning
met aanhorigheden, plaatselijk gemerkt Huizum-Dorp 98, worden hierbij ten
opzichte van elkaar over en weer "om niet" belast en bevoorrecht (het
verkochte en het niet-verkochte gedeelte van het kadastrale perceel,
gemeente Huizum, sectie B, nummer 1530 elk voor zoveel nodig en mogelijk,
tegelijkertijd zowel als heersend dan wel als lijdend erf) met al die erf
dienstbaarheden waardoor de toestand waarin de bedoelde onroerende goederen
zich thans ten opzichte van elkaar bevinden wordt gehandhaafd, bestaande
gemelde erfdienstbaarheden onder meer in:
a. een erfdienstbaarheid van voet- en kruipad om vanaf het heersend erf de
openbare weg Huizum-Dorp, en vanaf deze openbare weg het heersend erf te
kunnen bereiken;
zulks onder de navolgende bepalingen:
1. de erfdienstbaarheid zal uitsluitend mogen worden uitgeoefend over
het tracé bestaande in de inpandige steeg tussen de gemelde woningen
Huizum-Dorp 98a en 98, het in noordelijke richting tot aan de
gemelde openbare weg verlengde van deze steeg en voor het overige
het in zuidelijke richting tot aan de schutting, welke mede de
eigendomsgrens vormt tussen het verkochte en het niet verkochte deel
van het kadastrale perceel gemeente Huizum, sectie B, nummer 1530,
verlengde van deze steeg; dit gehele tracé hierna verder aan te
duiden als "het pad";
- 3 -
2. het pad, dat niet zonder schriftelijke toestemming van zowel de
eigenaar van het heersend erf en de eigenaar van het lijdend erf zal
mogen worden verlegd, zal uitsluitend mogen worden gebruikt om te
voet daarover te gaan, zo nodig met een kinderwagen, een rijwiel of
een bromfiets aan de hand en met andere kleine vervoermiddelen;
3. van het pad zal buiten de eigenaar van het heersend erf dan wel zijn
vertegenwoordigers, personeel, leveranciers, bezoekers, daartoe
gemachtigden en diegenen die van hem met betrekking tot het heersend
erf enig recht van gebruik hebben verkregen;
4. het is zowel aan de eigenaar van het heersend erf, als aan de eige
naar van het lijdend erf en verder aan alle personen, die van het
pad gebruik maken, verboden om vervoermiddelen van welke aard dan
ook of andere zaken of goederen op het pad te plaatsen anders dan
voor het directe gebruik van het pad als zodanig vereist zal zijn,
zodat dit gebruik ongehinderd en onverminderd zal kunnen plaats heb
ben;
indien in strijd met deze bepaling mocht zijn gehandeld, zal ieder
van partijen of zijn gemachtigde bevoegd zijn datgene wat zich op
het pad bevindt, zonder enige aanmaning te verwijderen door zulks op
de genoemde openbare weg of elders te plaatsen;
5. het onderhoud en het schoonhouden van het pad en de reeds daarop
aanwezige verharding, dient te geschieden door en voor rekening van
de eigenaar van het heersend erf en de eigenaar van het lijdend erf,
ieder voor de helft;
b. een erfdienstbaarheid van licht en uitzicht, inhoudende de verplichting
voor de eigenaar van het lijdend erf om te dulden dat aan en in de op
het heersend erf gebouwde opstallen op kortere afstand van de grens van
het lijdend erf dan in de wet is toegestaan, ramen en lichten aanwezig
zijn, zonder dat hiervoor één der in de wet genoemde beperkingen geldt;
c. een erfdienstbaarheid van overbouw, inhoudende de verplichting voor de
eigenaar van het lijdend erf om te dulden dat de op het heersend erf
gestichte opstallen met bijbehoren gedeeltelijk op het lijdend erf zijn
gebouwd, dan wel hierboven uitsteken, dan wel de versnijdingen van de
funderingen in het lijdend erf zijn gelegen;
d. een erfdienstbaarheid van afvoer van regenwater en drop, inhoudende de
verplichting voor de eigenaar van het lijdend erf om het overlopende
hemelwater van de op het heersend erf gestichte opstallen overeenkomstig
de thans aanwezige daken, goten, leidingen en putten te ontvangen;
alle gevestigde erfdienstbaarheden - waaronder overigens in géén geval zijn
begrepen erfdienstbaarheden - krachtens welke op het verkochte en/of het
niet verkochte deel van het kadastrale perceel gemeente Huizum, sectie B,
nummer 1530 enig verbod om te bouwen of te verbouwen (in welke zin des
woords dan ook) wordt gelegd - houden, voor zover nodig - mede in de
verplichting tot het op het lijdend erf dulden van onderhouds-, en/of alle
andere werkzaamheden aan de voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden
benodigde werken.
De uitvoering van gemelde werkzaamheden dient te geschieden op een voor de
eigenaar van het lijdend erf minst storende wijze. Eventuele schade aan het
lijdend erf dient op kosten van de eigenaar van het heersend erf te worden
hersteld.
De gevestigde erfdienstbaarheden zullen ongewijzigd blijven bestaan, ook al
mocht het heersend erf verder worden bebouwd, gesplitst of van aard of
bestemming worden veranderd, ongeacht de eventueel daardoor veroorzaakte
verzwaring.