Het instrumentarium dat de wet aanreikt om de ordeningsdoelstelling
te kunnen bereiken, wordt enerzijds dus gevormd door de indeling in
samenwerkingsgebieden die provinciale staten van de onderscheiden
provincies hebben vastgesteld en anderzijds doordat gedeputeerde
staten gemeenschappelijke regelingen die ter goedkeuring aan hen
worden voorgelegd dienen te toetsen aan de kriteria bundeling en inte
gratie
POSITIE WOONWAGENSCHAP FRIESLAND.
Uit het vorenstaande zou gekonkludeerd kunnen worden, dat, gelet op
de dwingend voorgeschreven bundeling van regelingen binnen één samen
werkingsgebied, de huidige "inter-regionale" gemeenschappelijke
regeling Woonwagenschap Friesland komt te vervallen.
De behartiging van de aan de gemeenten opgedragen taken in het kader
van de Woonwagenwet zal dan voortgezet kunnen worden op regionaal
nivo, dat wil zeggen, binnen de samenwerkingsverbanden, dan wel door
iedere gemeente in Friesland afzonderlijk wanneer besloten zou worden
tot opheffing van de regeling.
De wet kent evenwel een uitzonderingsbepaling op de bundelingsplicht,
Gemeenten behouden namenlijk een zekere keuzevrijheid om gemeenschap
pelijke regelingen aan te gaan die de grenzai van het samenwerkings
verband overschrijden, indien de aard van het te behartigen belang
of de schaal waarop het belang moet worden behartigt die nodig maakt,
Afwijkingen van de vastgestelde grenzen van het samenwerkingsgebied
zijn dus niet onmogelijk, maar moeten wel goed gemotiveerd worden
naar aard en schaal. Gedeputeerde Staten zullen één en ander toetsen
in het kader van het goedkeuringsrecht
Thans doet zich derhalve de vraag voor hoe woonwagenaangelegenheden
onder het regime van de nieuwe Wet Gemeenschappelijke regelingen
het beste kan worden geregeld. Hierbij kan een keuze worden gemaakt
uit de volgende mogelijkheden:
a. opheffen van de regeling en de woonwagenaangelegenheden overlaten
aan de gemeenten;
b. opsplitsing van de regeling in drie regionale eenheden;
o
c. gebruik maken van de uitzonderingsbepaling van de bundelingsplicht
en een "boven-regionale" gemeenschappelijke regeling aan te gaan,
Bij de bovenstaande mogelijkheden kunnen de volgende opmerkingen wordi
gemaakt
Opheffen van de regeling en de woonwagenaangelegenheden overlaten aan
de gemeenten.
Uit de ervaring die de laatste jaren is opgedaan is duidelijk geblekei
dat de aanleg van standplaatsen een langdurige wegi(~ Op grond van deze
ervaringen mag worden verwacht, dat wanneer de gemeenschappelijke
regeling wordt opgeheven en het realiseren van standplaatsen c.q.
het renoveren daarvan aan de gemeenten wordt overgelaten de zaken nog
moeilijker komen te liggen. Het gevolg daarvan zal zijn, dat het
college van Gedeputeerde Staten wellicht gebruik zal moeten maken
van de aanschrijvingsplicht hetgeen voor de gemeenten een slechte
zaak is.
Het Woonwagenplan Friesland is in nauw overleg met het Woonwagenschap
opgezet met als uitgangspunt, dat de realisering zal plaatshebben binl
nen één gemeenschappelijk regeling. Als de gemeenschappelijke regelici
wordt opgeheven is volgens de Woonwagenwet iedere gemeente weer centrum-
plichtig. Verwacht mag dan worden, dat de gemeenten die thans een
centrum binnen hun grenzen hebben moeite zullen doen om de vraag naar
nieuwe standplaatsen af te houden. De mogelijkheid is dan niet uitge
sloten, dat er druk zal komen naar die gemeenten die nog geen stand
plaatsen hebben.
Verder mag worden verwacht, dat bij opheffing van de gemeenschappelijke
regeling de woonwagenbewoner minder gehoor zal vinden voor zijn pro
blemen omdat dit dan maar een klein onderdeel binnen het gemeentelijk
apparaat gaat worden.
Een belangrijk punt in dezen is ook, dat het algemeenbestuur bij
overgrote meerderheid herhaaldelijk heeft uitgesproken, dat de opheffing
van de gemeenschappelijke regeling niet ter discussie staat zolang
de in het Woonwagenplan Friesland nog aan te leggen centra niet zijn
gerealiseerd.
Opsplitsing van de regeling in drie regionale eenheden.
Opsplitsing van de regeling in drie regionale eenheden verdient geen
aanbeveling omdat de hoeveelheid standplaatsen in Friesland daarvoor
te gering is (momenteel 115 standplaatsen en in de eindfase ongeveer
160 standplaatsen).
Gezien de verbondenheid tussen de woonwagenbewoners moet het beleid
provinciaal gelijk zijn. Dat heeft tot gevolg, dat er regelmatig over
leg tussen de drie regionale eenheden moet plaatshebben met als
gevolg weer een bepaalde samenwerking c.q. overkoepeling. Ook bestaat
nog de mogelijkheid, dat in een bepaalde regio maar enkele centra zijn
en dat de gemeenten besluiten de taak zelf ter hand te nemen. De
overlegsituatie wordt dan nog ingewikkelder.
Gebruik maken van de uitzonderingsbepaling van de bundellngsplicht en
een "boven-regionale" gemeenschappelijke regeling aan te gaan.
Voortzetting van de gemeenschappelijke regeling is gewenst omdat op
deze wijze het Woonwagenschap haar belangrijke taken met betrekking
tot de planning van nieuwe woonwagenlokaties in de provincie Friesland,
alsmede het realiseren van standplaatsen kan blijveh uitoefenen.
De orfc/ikkelingen die zich in de wetgeving met betrekking tot de woon-
wagenzorg voortdurend voordoen vereisen intensieve aandacht. Bij hand
having van de gemeenschappelijke regeling kan worden beschikt over
één ambtelijk en bestuurlijk apparaat dat op professionele wijze de
zorg voor de woonwagenaangelegenheden kan behartigen.
Alhoewel daarna/geen onderzoek is ingesteld kan uit ervaring worden
gesteld, dat de financiële konsekwenties voor bepaalde gemeenten niet
gering zullen zijn wanneer de regeling wordt opgeheven. Het niet door
een rijksbijdrage gedekte gedeelte wordt nu verdeeld over alle ge
meenten in Friesland. Bij voortzetting van de regeling komt daarin
geen verandering. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling
en voortzetting via de drie regionale eenheden zullen in ieder geval
twee regio's extra kosten krijgen.
Bij het voorliggende concent zijn de Waddengemeouten uitgesloten
enerzijds omdat dit bij de huidige gemeenschappelijke regeling
ook het geval is en omdat deze gemeenten ook niet ih het Provin
ciaal Woonwagenplan worden genoemd anderzijds omdat er op de
eilanden geen behoefte is aan standplaatsen Voor woonwagenbewoners.