4
instelling niet meer nodig.
Op de gemeentebegroting zijn ingaande 1988 overigens ook geen middelen
meer geraamd t.b.v. het Wijkgezondheidscentrum.
In dit verband merken wij nog op dat van de in de afgelopen jaren t.b.v.
het Wijkgezondheidscentrum gereserveerde gemeentelijke budgetten (totaal
aanvankelijk zo'n 7v ton over 5 jaar) slechts een beperkt gedeelte
(ongeveer 1 ton) daadwerkelijk is gebruikt voor de afdekking van res-
terende tekorten van de instelling.
Wat het kettingbeding betreft wordt er door het bestuur op gewezen dat
het voornemens is, gelet op de toegenomen zorgbehoefte in de wijk, de
dienstverlening vanuit het centrum uit te breiden met enkele nieuwe
medewerkers (tandarts, verloskundige, diëtiste). Het bestuur verzoekt
dan ook, ten einde de ontwikkeling van de gezondheidsvoorzieningen in de
wijk te reguleren, het bestaande kettingbeding te handhaven. Omdat met
dit beding de verdere uitbouw van het centrum met nieuwe taken kan wor
den beschermd, lijkt het ons wenselijk het kettingbeding bij grondverko-
pen in Camminghaburen in het koopcontract te blijven opnemen.
Met betrekking tot de reservering van grond merken wij het volgende
op. Momenteel is de voorziening gehuisvest in een semi-permanente accom
modatie. Het was de bedoeling om t.z.t. nieuwbouw te realiseren in het
centrumgebied van Camminghaburen. Daartoe is 700 m* grond gereserveerd.
In de financieel-economische analyse is er echter van uitgegaan dat de
stichting in de periode 1989 tot en met 1992 in de bestaande gebouwen
ondergebracht zal blijven. Indien namelijk reeds eerder tot nieuwbouw
zou worden overgegaan en de bestaande huisvesting zou worden verkocht,
dan zal, gezien de aard van de gebouwen en het gekozen afschrijvingsper
centage (5 per jaar) rekening gehouden moeten worden met een aanzienlijk
boekverlies. Het bestuur van de instelling heeft zich daarom ook op het
standpunt gesteld, dat een definitieve vestiging pas na afloop van de
genoemde periode zal kunnen worden gerealiseerd. Voor wat de lokatie
betreft is het bestuur van mening dat de voor het Wijkgezondheidscentrum
gereserveerde ruimte in het centrumgebied niet toereikend is. Men denkt
1100 ma grond nodig te hebben. Er is inmiddels een tweetal alternatieve
lokaties aan de stichting voorgelegd. Op dit moment voeren wij overleg
met de instelling over de voorwaarden waaronder een eventuele optie kan
worden verleend. Het vorenstaande betekent wel dat de grondreservering
in het centrumgebied kan vervallen.
Wat de statutaire relatie betreft tussen gemeente en Wijkgezondheidscen
trum merken wij het volgende op.
Nu de aanloopfase van het Wijkgezondheidscentrum als beëindigd kan wor
den beschouwd, kan de vraag worden gesteld of de in de statuten van de
instelling geregelde betrokkenheid met de gemeente op dezelfde wijze
moet worden gehandhaafd. Geconstateerd kan worden dat het Wijkgezond
heidscentrum met ingang van 1988 feitelijk zonder gemeentelijk subsidie
kostendekkend kan worden geëxploiteerd en dat de betrokkenheid van de
gemeente in financiële zin zich beperkt tot de garanties, die in het
verleden zijn afgegeven m.b.t. de door de stichting aangegane geldlenin
gen. Gelet hierop en rekening houdend met het gestelde in de onlangs
door U vastgestelde nota over de gemeentelijke vertegenwoordiging in
bestuurlijke organen van particuliere instellingen, zijn wij van mening
dat de bevoegdheden die ons college heeft m.b.t. het benoemen van een
bestuurslid en het aanwijzen van de voorzitter in de nieuwe situatie
zouden moeten vervallen. Het toezicht op het financiële handelen van de
stichting, zoals dat in diverse artikelen van de statuten is vastgelegd
en de bepaling dat statutenwijzigingen de goedkeuring van B. en W. be
hoeven, menen wij vooralsnog te moeten handhaven. Gegeven het feit dat
juist deze bepalingen in de statuten zijn opgenomen, zijn in de over
eenkomst met de stichting t.a.v. de te verlenen garantie dergelijke
5
bepalingen, die doorgaans worden gehanteerd, achterwege gelaten. Zodra
de desbetreffende geldleningen zijn afgelost en de gemeente ter zake
geen verplichtingen meer heeft, zullen ook deze bepalingen onzes inziens
kunnen vervallen.
h. Initiatieven op het terrein van eerstelijnssamenwerking in andere
wijken.
Uit het vorenstaande blijkt dat het experiment gericht op samenwer
king in de eerstelijnszorg in Camminghaburen een levensvatbaar initia
tief is gebleken. Een belangrijke factor hierbij is geweest het feit dat
er sprake was van een nieuwbouwwijk waarin alle voorzieningen nog tot
stand moesten komen. De indruk bestaat dat wanneer het experiment zou
zijn uitgevoerd in een wijk waarin reeds zorgvoorzieningen aanwezig
waren de levensvatbaarheid aanzienlijk minder zou zijn geweest. Gelet op
dit gegeven zijn wij van mening dat overwogen zou kunnen worden om in de
geprojecteerde nieuwbouwwijk Wiardaburen t.z.t. eveneens een vorm van
interdisciplinaire samenwerking tot stand te brengen. Aangezien evenwel
niet eerder wordt begonnen met het ontwikkelen van bouwplannen ten be
hoeve van de bedoelde wijk dan nadat Camminghaburen volgroeid is en het
geïnitieerde samenwerkingsmodel o.i. niet toepasbaar is in bestaande
wijken in Leeuwarden, lijkt het ons beter vooraleerst de ontwikkelingen
vanuit het veld op het terrein van samenwerking en afstemming in de
eersteli jnszorg in de overige wijken van de stad af te wachten en deze,
voor zover mogelijk, te bevorderen. In dit verband wijzen wij op een
aantal bestaande, zij het minder gestructureerde, samenwerkingsvormen
die reeds in verschillende delen van de stad worden nagestreefd. De
bedoelde initiatieven worden begeleid door het Samenwerkings Platform
Eerstelijn (SPEL). Dit orgaan, een initiatief van onder meer de Provin
ciale Raad voor de Volksgezondheid, heeft tot doel de samenwerking en
samenhang in de eerstelijns(gezondheids)zorg in de provincie Friesland
te bevorderen en te begeleiden. Zo functioneren er in Leeuwarden enkele
z.g. hometeamste weten in Leeuwarden-West en Leeuwarden-Bilgaard. Uit
contacten met de desbetreffende samenwerkingsinitiatieven is gebleken
dat deze voldoende ondersteuning ondervinden vanuit het SPEL. Hometeams
zijn samenwerkingsinitiatieven bestaande uit ten minste drie kerndisci
plines (huisarts, wijkverpleegkundige, maatschappelijk werker), die over
een gemeenschappelijk patiëntenbestand beschikken, terwijl er geen spra
ke is van een gemeenschappelijke accommodatie. Sinds juli 1986 heeft het
Ministerie van WVC de "Subsidieregeling voor licht gestructureerde sa
menwerkingsverbanden in de eerstelijnszorg" in het leven geroepen
t.b.v. de financiering van de samenwerkingskosten van dergelijke minder
formele werkvormen. Wij houden ons op de hoogte van de ontwikkelingen
t.a.v. de samenwerking binnen de eerstelijn in Leeuwarden en zullen deze
waar mogelijk, stimuleren.
Tenslotte wijzen wij erop dat bij de besluitvorming omtrent de verlening
van een vestigingsvergunning t.b.v. huisartspraktijken door ons eveneens
aandacht zal worden besteed aan het bevorderen van samenwerking binnen
de eerstelijnszorg