Nr. 9989. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 30 juni 1988 (bijlage nr. 196); BESLUIT: I. in te stemmen met het bij dit besluit behorende abriplan en de hierop betrekking hebbende ontwerp-overeenkomst met de NV Alrecon; II. in verband met de van gemeentewege te maken voorbereidings- en plaatsingskosten (eerste fase) een krediet beschikbaar te stellen van 40 000 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Regeling van de welstandszorg Bijlage nr. 197. Leeuwarden, 9 juni 1988, Aan de Gemeenteraad. In de Nota Welstandstoezicht, vastgesteld in Uw vergadering van 12 mei 1980 is aangegeven, dat in de komende jaren niet het welstands toezicht, maar de welstandszorg centraal zou moeten staan. Ter zake van het welstandsbeleid hebt U in Uw vergadering van 12 juli 1981 de Verordening regelende de welstandszorg vastgesteld. Nadien is afgesproken, dat na verloop van tijd, het functioneren van de welstandszorg in zijn nieuwe vorm zou worden geëvalueerd. Begin 1987 is de (evaluatie)Nota Welstandszorg tot stand gekomen, waarin is nagegaan of en in welke mate de verruimde taakstelling van de Commissie Welstandszorg inderdaad is gerealiseerd. Met name moest worden aangetoond of de nieuwe opzet van het welstandstoezicht zodanig was, dat een zo groot mogelijke onafhankelijkheid en objectiviteit was gegaran deerd. Ook het collegeprogram 1986-1990 stelt deze eis aan deze gemeen telijke taak. Nadat in de nota de verschillende aspecten van het functi oneren onder de loupe worden genomen, wordt hierin resumerend gesteld, dat de vaststelling van de Verordening welstandszorg in 1981 wellicht niet het effect heeft gehad, dat men op het oog heeft gehad. Anderzijds zijn veel aspecten zeer moeilijk meetbaar. Geconcludeerd wordt dan ook, dat het niet zinvol is te discussiëren- over het functioneren van de welstandszorg afgezet tegen de toestand van vóór 1982, doch het belang rijker is de vraag onder ogen te zien of de in 1981 gekozen opzet vol doende waarborgen biedt voor een zoveel mogelijk onafhankelijke en ob jectieve beoordeling van het gehele welstandsgebeuren. In de nota wordt hieraan getwijfeld en wordt een aantal argumenten aangedragen om te heroverwegen of deze taak toch niet een groter draagvlak moet hebben en of schaalvergroting niet is vereist. De nota mondt tenslotte uit in een voorstel te onderzoeken in hoeverre aansluiting bij de gemeenschappelij ke regeling welstandszorg "HÜs en Hiem" wenselijk zou zijn. Naast onaf hankelijkheid en objectiviteit is dit voorstel mede ingegeven door de te verwachten decentralisatie van de monumentenzorg. Op grond van de huidi ge decentralisatievoorstellen zal Leeuwarden namelijk te zijner tijd zelf de vergunningen voor het wijzigen van monumentale panden kunnen verlenen. Ook de subsidiëring op het terrein van het monumentenbeleid zal autonomer kunnen plaatsvinden. Zowel de huidige Commissie Welstandszorg als de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting zijn over voornoemde nota ge hoord. Beide kunnen instemmen met een onderzoek naar de mogelijkheid van aansluiting bij HÜs en Hiem, waarbij werd aangetekend, dat openbaarheid moest zijn gewaarborgd, terwijl de Commissie Welstandszorg van mening was, dat alsdan alle bouwplannen door Hüs en Hiem dienden te worden behandeld Overigens komt ook anderszins de vraag naar voren hoe Leeuwarden de welstandszorg regelt. Wanneer namelijk, zoals in het onderhavige geval, een bepaalde gemeentelijke taak gemeenschappelijk zou moeten worden uitgevoerd, dan zijn de bepalingen van de (nieuwe) Wet gemeenschappelij ke regelingen hierop van toepassing. In principe dient deze uitvoering dan in regioverband plaats te vinden. Onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten kan hiervan worden afgeweken in verband met de aard van het te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1988 | | pagina 312