2
Dergelijke activiteiten dienen naar onze mening in principe plaats te
vinden op een daarvoor geschikt bedrijventerrein aan de rand van een
dorp. In Wirdum wordt bijvoorbeeld gedacht aan de inrichting van een
nieuw bedrijventerrein aan de Werpsterdyk. Allerlei verspreide ontwikke
lingen in het buitengebied moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
In de in voorbereiding zijnde Dorpennota zal nader op deze proble
matiek worden ingegaan. Overigens voorziet het thans ter plaatse gelden
de bestemmingsplan voor het buitengebied (bestemming "Spoorbanen") even
min in de door reclamante gewenste ontwikkeling.
Het voormalige emplacement ligt tussen de spoorbaan en de rijksweg. Aan
de noordoostzijde wordt het terrein begrensd (en ontsloten) door een
smal weggetje (aan weerskanten met hoge bomen omzoomd), dat uitkomt op
de Marwertsterdyk. Aan de zuidoostzijde grenst het terrein evenwel zon
der verdere overgang (afgezien van de spoorbaanaan het agrarisch gebied
dat een open en grootschalig karakter heeft.
Vanuit landschappelijk oogpunt hebben wij dan ook evenzeer bezwaar tegen
het mogelijk maken van de door reclamante genoemde functies (met daar
bij wellicht bedrijfsbebouwingBedoeld weggetje blijft weliswaar aan
gesloten op de Marwertsterdyk, maar qua ontsluiting en bereikbaarheid
moet het terrein (ook in de toekomstige situatie) weinig geschikt worden
geacht voor bedrijfs- en opslagdoeleinden.
Dit bezwaar dient naar onze mening dan ook ongegrond te worden
verklaard.
De NV Nederlandse Spoorwegen vraagt voorts aandacht voor het volgende.
Het is denkbaar dat in de toekomst ook de energievoorziening van het
baanvak Meppel-Leeuwarden verzwaard zal worden. In verband met de afme
tingen van het daarvoor noodzakelijke onderstation verzoekt reclamante
dan ook de in artikel 3, lid C, sub l.b, respectievelijk c genoemde
maten te wijzigen in 150 m3 en 4,5 m.
Ten aanzien van dit bezwaar merken wij het volgende op.
Lid C van genoemd artikel 3 verkeersdoeleinden) bevat bebouwingsbepa
lingen. Hierin is aangegeven, dat voor het bouwen van gebouwen (zoals
wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, seinhuisjes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen) enkele bepalingen gelden,
namelijk onder andere dat de inhoud van een gebouw ten hoogste 50 m3 zal
bedragen (b) en de hoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedra
gen. Uit stedebouwkundige overwegingen bestaat er geen bezwaar tegen aan
dit bezwaar van reclamante tegemoet te komen en genoemde maten te wijzi
gen in respectievelijk 150 m3 en 4,5 m. Het plan dient in verband hier
mee te worden aangepast.
Voorts merken wij het volgende op.
Van de bij-het plan behorende toelichting maakt onder andere deel uit
een zgn. obstakelkaartwaarop de ligging van de belangrijkste nutslei-
dingen (o.a. van de Nederlandse Gasunie) indicatief is aangegeven. Om
trent de in het plangebied aanwezige gastransportleidingen is weliswaar
overleg gevoerd met deze maatschappij, maar nadien is gebleken dat de
obstakelkaart (naar aanleiding van de meest recente gegevens van de
Nederlandse Gasunie) op een enkel onderdeel toch nog dient te worden
aangepast. Wij stellen U dan ook voor de obstakelkaart te vervangen door
een nieuwe waarop deze aanpassing is verwerkt.
3
Onder mededeling dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting U in haar vergadering van 28 juni 1988 heeft geadvi
seerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij U voor het bestem
mingsplan "Rijksweg 32 c.a., gemeente Leeuwarden" vast te stellen con
form het bijgevoegde ontwerp-besluit
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.