Voorschriften.
Aan het bepaalde in artikel 3, lid 6 van de planvoorschriften wordt
toegevoegd: alsmede van het bepaalde in lid 4, sub c en toestaan dat de
oppervlakte van een aangebouwd bijgebouw ten hoogste 25 m2 mag bedragen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Wijziging Algemene Politieverordening.
Bijlage nr. 224. Leeuwarden, 30 juni 1988.
Aan de Gemeenteraad.
Op 27 april 1988 is de Wet openbare manifestaties (WOM) in werking
getreden. Deze wet is gebaseerd op de artikelen 6 en 9 van de Grondwet.
Artikel 6 van de Grondwet geeft een ieder het recht zijn godsdienst of
levensovertuiging vrij te belijden, terwijl in artikel 9 het recht tot
vergadering en betoging wordt erkend. Het tweede lid van beide artikelen
bepaalt dat de wet regels kan stellen ter bescherming van de gezondheid,
in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wan
ordelijkheden. Blijkens het tweede lid van artikel 6 kan de wet alleen
regels stellen voor het uitoefenen van het recht zijn godsdienst of
levensovertuiging vrij te belijden buiten gebouwen en besloten plaatsen.
De WOM maakt onderscheid tussen openbare plaatsen en andere dan
openbare plaatsen. In paragraaf III zijn bepalingen opgenomen voor open
bare plaatsen en in paragraaf II voor andere dan openbare plaatsen.
Artikel 1 van de wet omschrijft een openbare plaats als een plaats die
krachtens zijn bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek.
In de toelichting op dit artikel wordt in het wetsontwerp het volgende
opgemerkt
"Wil er sprake zijn van een openbare plaats, dan moet aan verschil
lende criteria zijn voldaan. Allereerst is vereist dat de plaats
openstaat voor het publiek. Dat wil zeggen dat in beginsel een
ieder vrij is om er te komen, te vertoeven en te gaan; dit houdt in
dat het verblijf op die plaats niet door de gerechtigde aan een
bepaald doel gebonden mag zijn. Dit sluit overigens niet uit, dat
bepaalde activiteiten op de desbetreffende plaats verboden kunnen
zijn. Dat de plaats openstaat betekent voorts, dat geen beletselen
in de vorm van een meldingsplicht, de eis van een voorafgaand ver
lof of de heffing van een toegangsprijs gelden voor het betreden
van de plaats. Op grond van het vorenstaande kunnen bijvoorbeeld
stadions, postkantoren, warenhuizen, restaurants, musea, ziekenhui
zen en kerken niet als openbare plaatsen worden aangemerkt".
Verderop in de toelichting wordt opgemerkt dat bij openbare plaatsen
allereerst valt te denken aan de straat en de weg in ruime zin. Als
voorbeelden worden genoemd: openbare plantsoenen, speelweiden en parken
en de voor een ieder toegankelijke gedeelten van overdekte passages, van
winkelgalerijen, van stationshallen en van vliegvelden. Ook de voor een
ieder vrij toegankelijke wateren zullen veelal zijn aan te merken als
openbare plaatsen.
De wetgever heeft zich op het standpunt gesteld dat op lokaal ni
veau het beste kan worden beoordeeld of nadere regelgeving ten aanzien
van manifestaties noodzakelijk is. Derhalve is in de WOM gekozen voor
delegatie van de bevoegdheid tot beperking van de onderhavige grondrech
ten. Ten aanzien van openbare plaatsen dient de Gemeenteraad ingevolge
de artikelen 3 en 4 van de WOM bij verordening regels vast te stellen
met betrekking tot:
a. de gevallen waarin voor samenkomsten tot het belijden van
godsdienst of levensovertuiging een voorafgaande kennisgeving ver
eist is (artikel 3);