2 b. de gevallen waarin voor vergaderingen en betogingen een voorafgaan- de kennisgeving vereist is (artikel 4). In feite heeft de Gemeenteraad geen verdergaande regelingsbevoegdheid dan het vaststellen voor welke manifestaties op openbare plaatsen een kennisgeving vereist is. In het oorspronkelijke wetsontwerp was de Raad een ruimere bevoegdheid toegedacht, namelijk het vaststellen van regels met betrekking tot manifestaties. Ten aanzien van andere dan openbare plaatsen (paragraaf III van de wet) heeft de Raad in het geheel geen bevoegdheid bij verordening regels vast te stellen. Bij brief van 3 mei 1988 heeft de Vereniging van Nederlandse Ge meenten de gemeenten ontwerp-bepalingen inzake openbare manifestaties toegezonden. Als leidraad zijn de bepalingen uit het model Algemene Plaatselijke Verordening aangehouden. In de modelbepalingen wordt onder scheid gemaakt tussen optocht en betoging. Het begrip betoging behoeft enige nadere toelichting. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad kan van een betoging worden gesproken indien een aantal personen openlijk en in groepsverband, al dan niet in beweging er op uit is een mening uit te dragen. De memorie van toelichting geeft aan dat het bij een betoging gaat om het uitdragen van gemeenschappelijk beleefde gedachten of wensen op politiek of maatschappelijk gebied. Wil er van een betoging sprake zijn, dan zal aan de volgende criteria moeten worden voldaan; meningsui ting, openheid en groepsverband. De thans voorgestelde artikelen C 26 en C 26a zijn gebaseerd op artikel 168 van de Gemeentewet en hebben betrekking op optochten. De artikelen C 26b t/m C 26d vinden hun grondslag in de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties en geven regels met betrekking tot het houden van betogingen, samenkomsten en vergaderingen. Ingevolge de arti kelen 5 t/m 9 van de WOM berust bij de Burgemeester de bevoegdheid ten aanzien van manifestaties aanwijzingen, eventueel een verbod en opdrach ten tot beëindiging te geven. Toekenning van deze bevoegdheden aan de Burgemeester sluit aan bij de bestaande wetgeving ter zake van manifes taties als hier bedoeld, waarbij met name het belang van de openbare orde in het geding is. In dit verband kan ook gewezen worden op artikel 221 Gemeentewet en artikel 35 Politiewet. Ten slotte zij nog vermeld dat in artikel 11 van de Wet openbare manifestaties de strafbaarstelling met betrekking tot het houden van en deelnemen aan manifestaties zonder kennisgeving e.d., is geregeld. Dit betekent dat gemeenten niet meer tot strafbaarstelling mogen overgaan. Derhalve is het noodzakelijk in artikel I, 4e lid van de APV ook artikel C 26b op te nemen. Artikel C 26 (het houden van optochten) vindt zijn grondslag in artikel 168 van de Gemeentewet, zodat in dit geval de strafbaarstelling als geregeld in artikel I 1, tweede lid van de APV wel mogelijk en noodzakelijk is. De Commissie Algemene Zaken is schriftelijk over ons voorstel ge raadpleegd en heeft zich met dit voorstel kunnen verenigen. Wij stellen U voor de Algemene politieverordening Leeuwarden te wijzigen, overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris. Nr. 11412. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 30 juni 1988 (bijlage nr. 224); gelet op artikel 168 van de Gemeentewet en de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties; BESLUIT I. de Algemene politieverordening Leeuwarden als volgt te wijzigen: 1. in te trekken artikel C 26; 2. na artikel C 25 de volgende artikelen in te voegen: Artikel C 26 1. Degene, die het voornemen heeft een optocht op de weg te doen plaatsvinden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, kennis geven aan de Burgemeester. 2. De Burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid bedoelde termijn verkorten. 3. De Burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving. 4. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt geacht eerst dan gedaan te zijn wanneer het in het derde lid bedoelde formulier volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld en het in het vijfde lid bedoelde bewijs van ontvangst is uitgereikt. 5. Degene die de kennisgeving inlevert, ontvangt daarvan een bewijs, waarin het tijdstip van inlevering is vermeld. 6. De Burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veilig heid voorschriften geven ter verzekering van een redelijke en vei lige afwikkeling van het verkeer, ter beveiliging van personen of goederen, ter voorkoming van ernstige hinder voor anderen dan de deelnemers aan de optocht en ter voorkoming van strafbare feiten. 7. Indien de Burgemeester van oordeel is dat, naar redelijke verwach ting, noch door toegezegde medewerking van organisatoren, noch door politiemaatregelen, noch door het geven van voorschriften, oneven redige schade aan belangen, bedoeld in het zesde lid, voorkomen kan worden, kan de Burgemeester de optocht verbieden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1988 | | pagina 385