Nr. 13302.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
overwegende, dat het wenselijk is met betrekking tot het plangebied
"Willem Loréstraat", een voorbereidingsbesluit te nemen;
dat dit plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom en dat ten
aanzien van dit gebied bij het stuctuurplan voor de gehele gemeente le
fase, aanwijzingen voor de bestemming zijn gegeven, zodat aan het voor
bereidingsbesluit een werkingsduur van maximaal twee jaar kan worden
verbonden, hetgeen hij in dit geval wenselijk acht;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 25 augustus
1988 (bijlage nr. 240);
gelet op artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening;
BESLUIT
I. te verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het
gebied (globaal) begrensd door het Zuidvliet, de Franklinstraat, de
Emmakade ZZ, de Vredeman de Vriesstraat, de Alma Tademastraat en de
Bote van Bolswertstraatmet uitzondering van het gedeelte waarvoor
het bestemmingsplan "Het Vliet-Welgelegen I" van kracht is, nader
aangegeven met een zwarte stippellijn op de bij dit besluit beho
rende tekening nr. 11Z2-30 (plangebied Willem Loréstraat);
II. te bepalen, dat de werkingsduur van het hiervoorgenoemde voorberei
dingsbesluit wordt bepaald op twee jaar en dat het voorbereidings
besluit in werking treedt met ingang van de dag volgende op die van
de bekendmaking
III. in te trekken het voorbereidingsbesluit voor hetzelfde plangebied,
vastgesteld bij zijn besluit van 17 februari 1986, nr. 1969 (waar
van de werkingsduur bij zijn besluit van 11 januari 1988, nr. 8 is
verlengd tot uiterlijk 17 februari 1989).
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke orde
ning voor het perceel de Pölle 5 te Goutum.
Bijlage nr. 241. Leeuwarden, 25 augustus 1988.
Aan de Gemeenteraad.
De heer K.P. Veldhoen, de Pölle 5 te Goutum heeft een verzoek om
vergunning ingediend voor het uitbreiden van zijn woning door het bouwen
van een verdieping (slaapkamer) op het kantoor aan de noordzijde van
zijn woning. Het bouwplan wijkt af van het geldende bestemmingsplan
"Goutum" in verband met het feit dat een belangrijk deel van het woning
bouwplan voor deze wijk destijds in afwijking van het bestemmingsplan is
gerealiseerd, met toepassing van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke
ordening en artikel 50, achtste lid van de Woningwet. Het bouwplan is
evenwel in overeenstemming met de in voorbereiding zijnde algehele her
ziening van het bestemmingsplan.
Op dit bouwplan is gereageerd door de bewoners van de aangrenzende
woning de Pölle 1. Hun bezwaren richten zich tegen het feit dat door
deze aanbouw het vrije uitzicht langs de desbetreffende woningen (de
Pölle 5 en 9) verloren zal gaan. Gesteld wordt bovendien dat de afstand
tussen de woning de Pölle 1 en het van hieruit zichtbare gedeelte van de
woning de Pölle 5 zal worden verkleind; de (gewijzigde) zijgevel zal
hierdoor sterk gaan domineren, hetgeen storend wordt geacht. Toen men
deze woning kocht, is men ervan uitgegaan dat er geen verandering zou
kunnen komen in het uitzicht aan de achterzijde.
Gelet op de afstand van de geprojecteerde aanbouw tot de aangren
zende woning de Pölle 5 en de betrekkelijke geringe uitzichtsbelemme
ring, menen wij dat door de bouw van de aanbouw in het bestaande uit
zicht ten opzichte van deze derden-belanghebbenden niet een zodanige
verslechtering optreedt dat gesproken zou moeten worden van een onaan
vaardbare situatie. Naar onze mening kan redelijkerwijs niet gesteld
worden, dat door de uitvoering van het bouwplan een aantasting zal
plaatsvinden van het aanwezige woon- c.q. leefklimaat. Bij afweging van
de onderscheiden belangen menen wij dat het belang dat wordt gediend met
de bouw van de slaapkamer dient te prevaleren boven het achterwege laten
ervan. Een overweging hierbij is geweest, dat het bouwplan stedebouwkun
dig acceptabel moet worden geacht.
Ten einde vrijstelling te kunnen verlenen van het geldende bestem
mingsplan is het noodzakelijk dat voor het betrokken perceel een voorbe
reidingsbesluit wordt vastgesteld. Hierdoor wordt de weg geëffend om na
een verkregen verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten daad
werkelijk vrijstelling te verlenen van het geldende bestemmingsplan en
tot vergunningverlening te besluiten. Gelet op de aard en omvang van de
uitbreiding achten wij het verantwoord de behandeling van het vrijstel-
lingsverzoek aan ons college over te laten. Wij stellen U voor daartoe
te besluiten.
Onder mededeling dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting U in haar op 19 juli 1988 gehouden vergadering heeft