Vervanging gemeentelijk Waarborgfonds door een gemeentelijk Noodfonds. Bijlage no. 103 Leeuwarden, 7 april 1988. Aan de Gemeenteraad. In het collegeprogramma 1986-1990 is het voornemen vastgelegd om tot de instelling van een noodfonds over te gaan. De behoefte aan een dergelijk fonds komt voort uit het signaal vanuit de Gemeentelijke So ciale Dienst (G.S.D.) en de Stichting Gemeenschappelijke Kredietbank- Friesland (G.K.B.) dat het bestaande beleidsinstrumentarium onvoldoende is om in alle gevallen waarin dat wenselijk/noodzakelijk wordt geacht een passend (financieel) hulpaanbod te kunnen doen. In deze raadsbrief zullen wij e.e.a. nader uitwerken. Daartoe zullen wij achtereenvolgens ingaan op: 1. het bestaande beleid m.b.t. financiële crises (bestaand beleid); 2. de knelpunten die zich hierbij voordoen (beperkingen van het hui dige beleid); 3. onze voorstellen m.b.t. de vervanging van het huidige waarborgfonds door een gemeentelijk noodfonds (mogelijke oplossing). I. Bestaand beleid. Het huidige lokale beleid, gericht op het voorkomen en bestrijden van financiële crises bij gezinshuishoudingen, is gebaseerd op de volgende drie pijlers: bijstandsverlening via de G.S.D. borgstelling door de gemeente voor de betaling van rente en aflos sing van leningen die via de G.K.B. zijn verstrekt aan inwoners van deze gemeente; maatschappelijke begeleiding via de maatschappelijke dienstverle ningsinstellingen die mede gericht is op het verlenen van budgette ringshulp. Teneinde dit hulpaanbod waar nodig op elkaar te kunnen afstemmen is door de betrokken instellingen een Project Overcredi- tering in het leven geroepen. De noodzaak tot afstemming doet zich voor indien er een samenhang bestaat tussen de financiële crisis en de aanwezige maatschappelijke problematiek. Naast de G.S.D. en de G.K.B. participeren ook enkele maatschappelijke dienstverleningsinstellingen in dit project, te weten: de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Leeuwarden; de Stichting Reclassering Friesland; de Vereniging tot instandhouding van een Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs. De bijdrage van deze laatstgenoemde instellingen aan de totstandkoming van een passend financieel hulpaanbod is gelegen in de voorwaardenschep pende sfeer. Een bijdrage van deze instellingen aan een hulpverlenings plan wordt slechts gevraagd indien een relationeel probleem oorzaak danwel gevolg is van het ontstaan van een financiële crisis. Ook indien blijkt dat onvoldoende deskundigheid om met geld om te gaan een reden is voor het ontstaan van schulden wordt het maatschappelijk werk ingescha keld om terzake hulp te verlenen. II. Beperkingen van het huidige beleid. Hoewel met het huidige beleidsinstrumentarium in veel gevallen een pas-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1988 | | pagina 74