2
send hulpaanbod kan worden gedaan, zijn de financiële mogelijkheden van
met name de G.S.D. en de G.K.B. toch aan beperkingen onderhevig. Deze
beperkingen zullen wij hieronder nader uiteenzetten.
De mogelijkheden van de G.S.D. voor het doen van een hulpaanbod in geval
van een financiële crisis zijn vastgelegd in de Algemene bijstandswet
(A.B.W.). Een van de basisprincipes van de A.B.W. luidt dat de hoogte
van de periodieke (norm)uitkeringen voldoende is voor de voorziening in
de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. In de normuitkeringen
is een fictief bestanddeel van 10Z begrepen voor het doen van reserve
ringen in verband met de aanschaf van noodzakelijk te achten huishoude
lijke apparaten, een verhuizing e.d. Deze reserveringsruimte kan ook
worden gebruikt voor de voldoening aan de aflossingsverplichtingen van
de met deze aanschaffingen/uitgaven samenhangende geldleningen (sparen
achteraf). Gezien deze fictieve reserveringsruimte is bijstandsverlening
ten behoeve van de delging van schulden niet mogelijk. Deze beperking
vormt een belangrijk knelpunt voor de hulpverlening in geval van een
zich voordoende financiële crisis.
De G.K.B. voorziet in de behoefte bij met name minder draagkrachtige
personen om onder relatief gunstige voorwaarden geld te kunnen lenen.
Daarnaast verleent de G.K.B. hulp bij overcrediteringssituatiesDeze
hulp kan bestaan uit schuldbemiddeling en/of -sanering. In het laatste
geval doet de G.K.B. een aanbod aan de schuldeisers om tegen gedeelte
lijke betaling van hun vordering finale kwijting van de totale schulden
te krijgen. De cliënt van de G.K.B. krijgt dan een schuld aan de bank.
Teneinde het bankrisico te verminderen vraagt de G.K.B. veelal een borg
stelling van de gemeente. In 1980 hebt U daartoe het gemeentelijk Waar
borgfonds ingesteld. In de praktijk komt het nogal eens voor, dat de
aanwezige betalingscapaciteit in relatie tot de totale schuldenlast
onvoldoende is om een percentageaanbod te kunnen doen dat voor de
schuldeisers acceptabel is. De ervaring leert dat daarvan sprake is
indien het aanbod lager is dan 10Z van de totale schuldenlast. De G.K.B.
kan in een dergelijke situatie geen oplossing bieden voor de totale
schuldenproblematiek. Ook in het geval dat kort nadat een saneringsle
ning is verstrekt een huishoudelijk apparaat het laat afweten of een
andere onverwachte grote uitgaaf moet worden gedaan, heeft de G.K.B.
geen mogelijkheden om (opnieuw) een lening te verstrekken.
III. Mogelijke oplossing.
Indien zowel bijstandsverlening via de G.S.D. als kredietverstrekking
via de G.K.B. zijn uitgesloten, kan alleen met behulp van de toekenning
van een gift een financiële crisis wordt beëindigd. Bij de G.S.D. en de
G.K.B. zijn echter geen formele mogelijkheden aanwezig voor het toeken
nen van dergelijke bijdragen. Vanuit het Project Overcreditering zijn
de afgelopen jaren met enig succes pogingen gedaan om particuliere fond
sen te interesseren voor de onderhavige problematiek. Deze fondsen zijn
echter niet algemeen inzetbaar, maar kennen beperkingen voor wat be
treft:
de periode van het jaar gedurende welke uitkeringen verstrekt kun
nen worden;
de doelgroep;
de omvang van het in een bepaalde periode maximaal te besteden
bedrag
De mogelijkheden die deze fondsen in zich bergen zijn daarom onvoldoende
om een adequate oplossing van de hiervoor gesignaleerde knelpunten te
kunnen bewerkstelligen. Gelet op het vorenstaande achten wij het gewenst
3
het huidige gemeentelijk Waarborgfonds te vervangen door een Noodfonds
waaruit behalve de risico's van borgstellingen kunnen worden gedekt ook
bijdragen fonds perdu kunnen worden verstrekt. Teneinde te voorkomen,
dat de indruk gaat ontstaan, dat het onderhavige fonds zou kunnen worden
gebruikt om een lokaal inkomensbeleid te voeren, willen wij benadrukken
dat een tegemoetkoming uit het fonds afhankelijk is van individueel
bepaalde omstandigheden. De toekenning van tegemoetkomingen dient be
perkt te blijven tot situaties waarin zich een financiële crisis voor
doet die ertoe leidt dat een in Leeuwarden woonachtig persoon alsmede
degenen die van hem of haar financieel afhankelijk zijn, niet langer
kunnen voorzien in hun primaire levensbehoeften. Daarbij zal tevens in
overweging worden genomen of de betrokkene(n) bereid is (zijn), al dan
niet met hulp van anderen, het nodige te doen of na te laten om het op
nieuw ontstaan van een financiële crisis te voorkomen. Hulpverlening in
dit kader dient in elk geval niet vaker dan één keer per jaar te kunnen
plaatsvinden. De Algemene Bijstandswet en andere bestaande voorzieningen
dienen ter zake te gelden als voorliggende voorzieningen. Ten aanzien
van de hoogte van de te verlenen tegemoetkomingen merken wij het vol
gende op. Onderzoek bij andere gemeenten heeft ons geleerd dat een bij
drage fonds perdu die nodig is om een financiële crisis te beeindigen
in nagenoeg alle gevallen beperkt blijft tot een bedrag van maximaal
2.500,». Gegeven dat ervaringsgegeven stellen wij voor dit bedrag
voorlopig als maximum te hanteren en als zodanig op te nemen in de ver
ordening met betrekking tot het Noodfonds.
Voor wat betreft de maximale hoogte van de leningen waarvoor borgstel
ling kan worden verleend, merken wij op dat deze op grond van de erva
ringen die wij sedert 1980 met het waarborgfonds hebben opgedaan, ge
steld kan worden op 7.500,--. De beoordeling van gevallen waarin een
tegemoetkoming overwogen dient te worden vereist specifieke deskundig
heid op zowel financieel als maatschappelijk terrein. Wij zijn daarom
van mening dat het Project Overcreditering dat is ondergebracht bij de
Gemeentelijke Sociale Dienst zich het beste leent voor de uitvoering van
de hiermee samenhangende werkzaamheden.
IV. Werkwijze.
Met betrekking tot de wijze waarop met gebruikmaking van het Noodfonds
kan worden ingespeeld op hulpvragen, merken wij het volgende op.
Hulpvragen gericht op de beëindiging van een financiële crisis worden
in de praktijk zowel bij de G.K.B., de G.S.D. als bij één van de maat
schappelijke dienstverleningsinstellingen ingediend. Teneinde duidelijk
heid te hebben omtrent de werkwijze van het Noodfonds achten wij het
wenselijk de G.S.D. te belasten met de coördinatie van de behandeling;
d.w.z. dat alle verzoeken om medewerking in dit kader ongeacht de plaats
waar deze verzoeken zijn binnengekomen, bij de G.S.D. worden geregis
treerd. Aangezien het Noodfonds als een additionele voorziening moet
worden beschouwd, dient eerst door de G.S.D. te worden beoordeeld of en
zo ja welke voorliggende voorziening in dat geval het meest geeigend is.
Wanneer er sprake is van bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan
ligt afhandeling door deze dienst voor de hand. In andere gevallen zal
een verwijzing naar de G.K.B. het meest voor de hand liggen. De G.K.B.
gaat in dat geval na of en in hoeverre het mogelijk is binnen de beta
lingscapaciteit van betrokkene tot een oplossing te komen. Indien zou
blijken dat daarvoor een borgstelling uit het Noodfonds vereist is en
dit binnen de in de verordening op het Noodfonds vastgelegde kaders
mogelijk is, wordt een verzoek daartoe via de G.S.D. aan ons college ter
beslissing voorgelegd. Indien de G.K.B. van mening is dat het zakelijk