4 gezien ook met borgstelling niet verantwoord is een lening te verstrek ken om tot schuldsanering te komen, of indien het nodig is een bijdrage k fonds perdu te verlenen, dan dient de G.S.D. het verzoek vergezeld van het advies van de G.K.B. voor een nadere (sociale) beoordeling aan het Project Overcreditering voor te leggen. Nadat ook dit laatst bedoelde advies is uitgebracht, legt de directeur de aanvraag voorzien van zijn eventuele opmerkingen aan ons college voor en zullen wij dan een besluit nemen waarbij met alle factoren rekening kan worden gehouden. V. Financiële consequenties. Gegeven de omstandigheid, dat de toekenning van een bijdrage uit het Noodfonds afhankelijk is van de individuele omstandigheden, is geen sta tistisch materiaal beschikbaar van de doelgroep van het fonds op grond waarvan een betrouwbare raming van het aantal te behandelen aanvragen kan worden gemaakt. Vooralsnog kan er vanuit worden gegaan, dat het beroep dat op het huidige gemeentelijk Waarborgfonds wordt gedaan zich ongeveer zal verdubbelen. Uitgaande van een gemiddelde bijdrage k fonds perdu van 1.500,» kan het hiermee samenhangende jaarlijks beroep op het fonds worden geraamd op 100 x 1.500,- is 150.000,-. Ervan uit gaande, dat het Noodfonds m.i.v. 1 mei 1988 in werking treedt, kan de met de toekenning van bijdragen k fonds perdu samenhangende onttrekking aan dit fonds voor het jaar 1988 worden geraamd op 2/3deel van 150.000,= is 100.000,». Het effectieve verlies dat samenhangt met de verlening van borgstellingen is in de gemeentebegroting 1988 geraamd op 20.000,». Dit bedrag behoeft niet te worden gewijzigd. Voor het jaar 1988 voorzien wij derhalve een onttrekking aan het Noodfonds van 120.000,= 100.000,= 20.000,=). Deze onttrekking kan tot een be drag van 50.000,- worden gedekt uit de nog niet bestede reserve die is vrijgekomen uit de verkoop van het G.E.B. aan de toenmalige N.V. Frigas. Gegeven de omstandigheid dat het saldo van het huidige waarborg fonds per 1 januari 1988, rekening houdend met 102 verlies op de reeds afgegeven borgstellingen 105.000,-- bedraagt, menen wij dat overboe king van dit saldo naar het Noodfonds tesamen met de reeds voorgenomen storting in het waarborgfonds van 20.000,= voldoende is om het ver wachte beroep op het Noodfonds in 1988 te kunnen honoreren. Gelet op de aanwezige middelen en uitgaande van de hierboven vermelde aannames kan de aanvullende storting voor 1989 beperkt blijven tot 95.000,-. Bij de samenstelling van de begroting 1989 annex het beleidsplan 1989-1993 zullen wij U voorstellen met deze structurele verhoging van de uitgaven rekening te houden. Voor de periode na 1989 zal op basis van de aannames rekening moeten worden gehouden met een structurele storting in het Noodfonds van 170.000,- 150.000,-- 20.000,--. Op dit moment kunnen wij nog niet overzien of de aannames juist zijn. Gelet daarop stellen wij U voor het functioneren van het Noodfonds na een jaar te evalueren en op basis daarvan bij de samenstelling van de begroting 1990 annex het beleidsplan 1990-1994 nadere voorstellen te doen omtrent de hoogte en de dekking van de te verrichten storting in het Noodfonds. Wij kunnen nog niet overzien in welke mate de werkdruk van de G.S.D. in het algemeen en die van de projectleider van het Project Over creditering, die zoals bekend organisatorisch is ondergebracht bij de G.S.D., in het bijzonder zal toenemen. Gelet daarop gaan wij er voorals nog vanuit, dat een eventuele verhoging van de werkdruk op dit punt binnen de totale formatie van de G.S.D. kan worden opgevangen. 5 Onder de vermelding dat de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden in haar vergadering van 21 maart 1988 is gehoord, en U heeft geadviseerd met onze voorstellen akkoord te gaan, stellen wij U voor te besluiten conform het bijgaande ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1988 | | pagina 76