2
voorliggende voorziening waaronder tevens de Algemene Bij
standswet en de mogelijkheid van kredietverstrekking door de
GKB zonder borgstelling door de gemeente worden begrepen;
c. uit de gedragingen van de belanghebbende in het verléden het
vermoeden kan worden afgeleid dat de belanghebbende zelf te
weinig doet of nalaat om het ontstaan van een financiële
crisis in de toekomst te voorkomen;
d. de belanghebbende in hetzelfde kalenderjaar reeds een be
roep heeft gedaan op het fonds en aan hem een tegemoetkoming
is verleend;
e. in hetzelfde kalenderjaar een eerder verzoek om een tege
moetkoming is geweigerd en de belanghebbende niet het be
staan van concrete wijzigingen in zijn omstandigheden aan
toont.
2. Een tegemoetkoming uit het fonds in de vorm van een bijdrage k
fonds perdu wordt behalve op grond van de in het vorige lid
bedoelde redenen tevens geweigerd indien een tegemoetkoming in
de vorm van een borgstelling voldoende wordt geacht om de voor
ziening in de primaire levensbehoeften zeker te stellen.
3. Aan de toekenning van een tegemoetkoming kunnen bijzondere voor
waarden respectievelijk voorschriften en beperkingen worden
verbonden die in directe relatie staan met het voorkomen van
nieuwe financiële crises.
Artikel 4
1. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de individue
le behoefte van de belanghebbende doch bedraagt maximaal;
2.500,in geval van een bijdrage fonds perdu;
7.500,-- in geval van een borgstelling.
2. De maximale hoogte van de in het vorige lid genoemde tegemoetko
mingen wordt jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegro
ting vastgesteld.
3. De hoogte van de bijdrage k fonds perdu is in gevallen waarin de
toekenning daarvan ertoe strekt om een schuldsanering mogelijk
te maken maximaal 10Z van de totale te saneren schuldenlast, met
dien verstande dat deze bijdrage niet het bedrag, als genoemd in
het eerste lid van dit artikel, overschrijdt.
4. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in door hen te beoorde
len individuele gevallen de maximum bedragen als bedoeld in
artikel 4, eerste lid hoger vast te stellen.
Artikel 5.
Een tegemoetkoming kan worden teruggevorderd indien de verlening
daarvan was gebaseerd op door de belanghebbende verstrekte onjuiste
of onvolledige informatie over zijn persoon en omstandigheden.
Artikel 6.
1. aanvragen voor een tegemoetkoming worden ingediend bij de direc
teur van de Gemeentelijke Sociale Dienst.
2. De directeur G.S.D. wint advies in bij de GKB omtrent de vraag
of en in hoeverre een tegemoetkoming ten laste van het fonds
verantwoord is.
3. Indien de toekenning van een tegemoetkoming door de GKB niet
verantwoord wordt geacht, dan wint de directeur G.S.D. tevens
het advies in van het Project Overcreditering
4. Indien door de directeur GKB in overweging wordt gegeven een
tegemoetkoming in de vorm van een bijdrage k fonds perdu te
verlenen, wint de directeur G.S.D. ook het advies in van het
3
Project Overcreditering.
5. De directeur G.S.D. legt het verzoek voorzien van zijn advies
ten aanzien van de aanvraag alsmede de adviezen van de GKB en
het Project Overcreditering ter beslissing voor aan het College
van Burgemeester en Wethouders.
6. Burgemeester en Wethouders nemen na ontvangst van de adviezen
als bedoeld in de vorige leden van dit artikel een beslissing op
het verzoek.
7. Burgemeester en Wethouders delen de belanghebbende hun beslis
sing schriftelijk mee. Bij een afwijzende beslissing geschiedt
dit onder vermelding van de redenen hiervoor.
Artikel 7.
1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin deze
verordening niet voorziet, nadere regels te geven.
2. Zij kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere voor
schriften geven.
Artikel 8.
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 1988;
III. de storting in het onder "2" bedoelde fonds voor het jaar 1988 te
bepalen op het huidige saldo van het onder "1" bedoelde waarborg
fonds vermeerderd met een éénmalig bedrag van 50.000,
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.