2
De uitzonderingsgevallen als bedoeld in artikel 14 van de Bouwver
ordening zijn in dit geval niet van toepassing.
Voor de legalisatie van een bouwwerk geldt geen termijnstelling.
De Commissie Welstandszorg heeft een negatief advies uitgebracht
omtrent de esthetische merites van het bouwwerk.
Voorts is het bouwwerk in strijd met artikel 57 van de Bouwverorde
ning.
Hantering van de eisen van de Bouwverordening levert geen strijd
op met artikel 10 van het verdrag van Rome.
Er is geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4. Terinzagelegging van de stukken en de hoorzitting.
De op deze zaak betrekking hebbende stukken hebben van 7 tot 14 maart
1989 ter inzage gelegen op de gemeentesecretarie.
Van de gelegenheid tot inzage is op 13 maart 1989 gebruik gemaakt.
Burgemeester en Wethouders en appellant zijn in de gelegenheid gesteld
hun standpunten mondeling toe te lichten op de hoorzitting van de Raads-
adviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften van 23 maart 1989
om 15.30 uur in het stadhuis. Op deze hoorzitting zijn verder geen nieu
we elementen naar voren gekomen.
5. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissive voor de beroep
en bezwaarschriften.
De commissie is van mening dat in casu, gelet op de omvang en de con
structie van de antennemast, sprake is van bouwen in de zin van artikel
1 van de Woningwet. Ingevolge artikel 47 van de eerdergenoemde wet is
hiervoor derhalve een bouwvergunning nodig. Het door appellant aange
voerde dat de antennemast reeds twee jaar is geplaatst en dat daarom het
vereiste van een bouwvergunning is verjaard, wordt door de commissie van
de hand gewezen omdat nergens in de wetgeving een termijn wordt gesteld
ten aanzien van het legaliseren van reeds geplaatste bouwwerken.
Nu ter plaatse geen bestemmingsplan van kracht is, mag de bouwvergunning
alleen en moet deze geweigerd worden indien er sprake is van strijdig
heid met de Bouwverordening der gemeente Leeuwarden.
Ingevolge artikel 34 van de Bouwverordening dient de plaatsing en het
uiterlijk van een bouwwerk zodanig te zijn dat het bouwwerk zowel op
zichzelf als in verband met de omgeving voldoet aan de redelijke eisen
van welstand. De Commissie Welstandszorg heeft op 29 juni 1988 negatief
geadviseerd over de bouwaanvraagNaar de mening van de commissie past
de hoogte van het bouwwerk alsmede de grove contructie niet in de dicht
bebouwde, kleinschalige woonbuurt. Gelet op het feit dat de hiervoor be
doelde commissie een deskundigencommissie is en gelet op de resultaten
van de eigen waarneming ter plaatse, is er naar de mening van de commis
sie geen reden om het advies van de Commissie Welstandszorg in dezen
niet te volgen.
De commissie overweegt voorts dat het bouwwerk 20 meter hoog is en dat
de hoogte van een bouwwerk ingevolge artikel 57 van de Bouwverordening
niet hoger mag zijn dan 15 meter. Afgezien van de welstandsaspecten is
derhalve ook om deze reden sprake van strijdigheid met de Bouwverorde
ning.
De commissie merkt hierbij op dat het haar uit de geldende jurispruden
tie is gebleken dat de gestelde eisen van de artikelen 34 en 57 van de
Bouwverordening geen strijd opleveren met artikel 10 van het Verdrag van
Rome
3
Voorts is het de commissie uit eigen waarneming gebleken en ook appel
lant geeft dat aan dat er in de omgeving geen vergelijkbare bouwwerken
zijn geplaatst, zodat een eventuele strijdigheid met het gelijkheidsbe
ginsel niet aanwezig is.
Alles overwegende is de commissie van mening dat de bouwergunning te
recht is geweigerd.
De commissie adviseert de Raad op grond van het bovenstaande het beroep
schrift van appellant ongegrond te verklaren en te besluiten conform
bijgevoegd concept-besluit.
Voorzitter, Secretaris,
w.g. (mevr. mr. E.N.J. Boes-Smit)
w.g. (mevr. mr. W.A. Visser)