2 aan het begin van ieder jaar ziet er als onderstaand uit: 1985 1986 1987 1988 1989 sociale huur 360 247 224 184 150 premiehuur bel. 130 j 114 1 premiekoop A+B 59 i 135 132 95 70 premiekoop C - - 91 50 j 48 totaal 550 1 496 447 1 329 268 Het blijkt, dat de toewijzing van contingenten - zowel in totaal als per sector aan het begin van enig jaar aan een sterke daling onderhevig is. Echter dit kon in de periode 1982- 1987 worden gecompenseerd door con tingent dat na herverdeling aan Leeuwarden kon worden toegewezen. Op deze wijze kon de totale omvang van de bouwproduktie in Leeuwarden wor den gehandhaafd ondanks dalende contingenten voor Friesland als geheel. In de onderstaande figuur wordt deze ontwikkeling geillustreerd Ontwikkeling wonirigbouncontingenten (x 1.600) QUoorlopig ffiüefinitief 3 Gezien de indicatieve contingenten voor 1990 t/m 1992 moet met een ver dere daling rekening worden gehouden. Deze aantallen zijn bepaald op respectievelijk 184, 156 en 140 woningen per jaar. Deze ontwikkeling is ronduit zorgelijk omdat op deze wijze de noodzakelijk geachte minimale contingenten worden onderschreden. In de Nota Woningbouwbeleid (deel I, de ontwerpnota) is geschetst dat vanaf 1995 de woningproduktie zou moe ten aantrekken. Gezien de noodzaak tot een geleidelijke ontwikkeling en continuïteit in de woningbouw, achten wij een minimale omvang van de woningproduktie vertaald in een absoluut bodemcontingent -dus in aantal len en niet in een percentage van het friese contingent- een noodzake lijk instrument. Op basis van de definitieve uitwerking van de Nota Woningbouwbeleid zal een voorstel worden gedaan omtrent het bij de pro vincie te claimen absolute bodemcontingent. Wij denken thans aan een minimum contingent van 180 tot 220 gesubsideeerde woningen t/m 1994. Het huidige rijksbeleid gaat uit van het terugdringen van het aandeel van de veelal zwaar gesubsidieerde sociale huursector ten gunste van de licht gesubsidieerde marktsectoren. De totale omvang van de bouwproduk tie in Nederland wordt tegelijkertijd een vraagstuk van de inspanning en prestatie, die de vrije ongesubsidieerde sector zou moeten leveren om het gewenste bouwprogramma te realiseren. Zoals in bovenstaand overzicht is aangegeven, is het ook in Leeuwarden de sociale huursector, waar de produktie het sterkst is ingekrompen. Overigens wordt opgemerkt, dat verhoudingsgewijs steeds een aanzienlijke inspanning is verricht bij de realisering van sociale huurwoningen. In 1988 is bijvoorbeeld 22Z van het friese contingent in Leeuwarden gerealiseerd. III. De sociale huursector. De sociale huursector is de verzamelnaam geworden van de bouw, verbouw van niet-woongebouwen tot woningen en splitsing van woningen ten behoeve van toegelaten instelling. De volgende wijzigingen hebben zich recentelijk in de sociale huursector voltrokken: het afschaffen van de rijksleningen per 1 januari 1988; het afschaffen van klimleningen; het afschaffen van de rijkscontragaranties per 1 januari 1989 en het instellen van een waarborgfonds; een stijging van de aanvangshuur in 1988 en 1989; het afbouwen na 10 jaar van de verlaagde huren in de stadsvernieu wing Het Rijk voert een beleid van terugtrekken uit de volkshuisvesting waar bij risico's worden afgewenteld en de lastendruk wordt opgevoerd. Argu ment is dat op deze wijze bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd, waarbij de subjectsubsidies - in het bijzonder de individuele huursubsi die - kunnen worden ontzien. Dat door de stijgende lastendruk het beroep op de huursubsidie zal toenemen is daarbij als "open einde" ingecalcu leerd. III.1 Het Normkostensysteem. Voor de financiering, subsidiëring en exploitatie van de nieuwbouw in de sociale huursector is in 1986 het Normkostensysteem ingevoerd. De in Leeuwarden geldende werkwijze onder Het Norm- kostensysteem (NKS) is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1989 | | pagina 23