2
voortgezet speciaal onderwijs in de gemeente Leeuwarden" hebben wij
onze visie gegeven op de inhoud, taak en functie van het (voortge
zet) speciaal onderwijs. De consequenties daarvan menen wij voor
een belangrijk deel door te moeten trekken naar de wijze waarop
gestalte wordt gegeven aan scholing en vorming van oud-leerlingen.
Wij zijn van mening dat inhoudelijke visies vertaald dienen te
worden naar de organisatie van scholing en vorming. Het vorenstaan
de heeft geleid tot het creëren van de mogelijkheid om ook overdag
tegemoet te komen aan de scholings- en vormingsbehoefte van oud
leerlingen. In hetzelfde kader stellen wij een vereenvoudiging voor
van de wijze waarop aan de activiteiten personele faciliteiten
worden gekoppeld. De faciliteitenregeling zal naar ons oordeel
moeten voldoen aan:
a. aansluiting bij de ZMOK/VSO-formatiebepalingen in het zoge
naamde Formatiebesluit Speciaal Onderwijs;
b. tegemoetkoming aan de meer indringende hulpvraag van de
deelnemers
c. het bieden van een garantie naar zowel de deelnemers als de
docenten voor de continuïteit gedurende het gehele cursus
jaar.
Wij stellen derhalve voor vanaf een minimum deelname van 10 leer
lingen als enige groep binnen de school, per groep van 12 leerlin
gen of een deel daarvan 0,1 formatie-eenheid te verstrekken met een
maximum van 0,3 formatie per school, waaraan de voorziening voor
oud-leerlingen speciaal onderwijs is verbonden. Om voor de leerlin
gen en docenten garanties te bieden voor de continuïteit, wordt
voor de vaststelling van de formatie het aantal leerlingen per
1 september van enig schooljaar als norm aangehouden voor de vaste
formatie gedurende het gehele cursusjaar. De cursusduur per school
jaar bedraagt 10 maanden: van 1 september tot en met 30 juni daar
opvolgend.
B. In de Verordening 1966 zijn een aantal artikelen opgenomen die
betrekking hebben op de benoeming, het ontslag, de vervanging en de
salariëring van het onderwijsgevend personeel. Wij stellen U voor
op een tweetal hoofdpunten het beleid te wijzigen.
1. De Verordening 1966 gaat ervan uit dat de leiding van de
cursus berust bij een in die functie benoemd hoofd van de
cursus. Dat hoofd kon ook hoofd van de dagschool zijn waar
aan de cursus was verbonden, maar dat is niet noodzakelijk.
Mede gezien het feit dat de orthopedagogisch-didactische
voorziening ook mag worden ingepast binnen de dagelijkse
schoolorganisatie van de school waaraan de voorziening is
verbonden, zijn wij van mening dat de eindverantwoordelijk
heid moet berusten bij de directeur van de school voor spe
ciaal onderwijs.
Daar waar momenteel een speciaal daartoe benoemd hoofd werk
zaam is aan de cursus, zijn wij van mening dat deze geduren
de een overgangsperiode van 3 jaar als zodanig kan blijven
functioneren.
2. De beloningssystematiek in de Verordening 1966 berust op
inschaling op het niveau van vakonderwijs handenarbeid met
maximum salarisanciënniteitNu in de ISOVSO en de HOS-rege-
ling het verschil in beloning tussen vakonderwijs en alge
meen vormend onderwijs in het speciaal onderwijs is opgehe
ven, hebben wij de overeenkomstige artikelen in de verorde
ning daarmee in overeenstemming gebracht, waarbij de inscha-
3
ling van de leerkrachten wordt gegarandeerd tot het einde
der aanstelling. Deze aanstelling wordt steeds gegeven voor
de duur van 1 cursusjaar van 10 maanden conform de wettelij
ke regeling voor zogenaamde kortlopende cursussen.
3. In de Verordening 1966 wordt aangegeven dat de kosten van
aanschaffing en onderhoud van de leermiddelen en materialen
voor de cursus ten laste komen van de gemeente. Om hierin
regulerend te kunnen optreden stellen wij U voor om het
beschikbare bedrag te koppelen aan het aantal deelnemers.
Voor het cursusjaar 1989-1990 achten wij een bedrag van
50,-- per deelnemer reëel. Uitgaande van maximaal 60 deel
nemers zal hiermee een bedrag van 3.000,gemoeid zijn.
In verband met het feit dat de cursus thans op een tweetal
scholen in de avonduren wordt gegeven is de verwachting
reëel dat dit tijdens het schooljaar 1989-1990 eveneens zal
gebeuren. Daarom stellen wij U voor van het avondgebruik van
de lokalen eveneens een bedrag per lesuur beschikbaar te
stellen. Uitgaande van een bedrag van 3,--, dat nagenoeg
overeenkomst met het door het Rijk vastgestelde bedrag voor
energiekosten, en maximaal 38 effectieve cursusweken van in
totaal 16 klokuren per week zal hiermee een bedrag van
1.800,-- gemoeid zijn.
Financiële verantwoording.
In de begroting voor het dienstjaar 1989 is rekening gehouden met
een uitgave voor de cursus oud-leerlingen speciaal onderwijs van
24.000,voor het bijzonder onderwijs (Da Costaschool) en 21.720,--
voor het openbaar onderwijs (Prof. Grewelschool/VSO-schoolIn totaal
derhalve 45.720,--.
Wij zijn van mening dat de wijziging van de opzet van de cursus
budgettair neutraal dient te geschieden.
Uitgaande van de omvang van de deelname over de laatste drie cursusja
ren, geeft de nieuwe opzet het volgende globale financiële beeld te
zien:
Da Costaschool 0,3 formatieplaats
Prof. Grewelschool 0,2 formatieplaats
VSO-school 0,1 formatieplaats
De loonsomkosten zijn op basis van inschaling in de maximumschaal gedu
rende de cursus van 10 maanden: 6/10 x 10/12 x 82.000,--
41.000,--. De huidige inschaling ligt gemiddeld lager, zodat dit be
drag zeer zeker toereikend zal zijn.
In het voorgaande is reeds aangegeven dat de kosten aan leermidde
len en materiaal 3.000,-- en energiekosten bij avondgebruik
1.800,-- zal zijn. De totaal geraamde uitgaven van 45.800,-- komen
nagenoeg overeen met de geschatte uitgaven voor de cursus in het dienst
jaar 1989.
Gelet op het bovenstaande stellen wij U voor over te gaan tot vast
stelling van de "Verordening cursus oud-leerlingen speciaal onderwijs"
en deze met ingang van 1 september 1989 in werking te laten treden onder
gelijktijdige intrekking van de "Verordening op de gemeentelijke cursus
voor onderwijs van oud-leerlingen van scholen voor buitengewoon lager
onderwij s