Brief medewerk(st)ers bureau Belastingen inzake functiewaardering.
Bijlage nr. 167. Leeuwarden, 15 juni 1989.
Aan de Gemeenteraad.
Met betrekking tot de brief van 21 oktober 1988, ondertekend door
een zevental medewerk(st)ers van het bureau Belastingen en Verzekeringen
van de afdeling Financiën en Belastingen ter secretarie betreffende een
aantal zaken die direct of indirect met functiewaardering verband hou
den, heeft U - overeenkomstig ons voorstel - op 14 november 1988 beslo
ten deze brief om preadvies in handen van ons college te stellen.
Eerdergenoemde brief geeft ons aanleiding tot het maken van de
volgende opmerkingen.
1. Terecht constateren betrokkenen in de eerste alinea dat zij be
schikken over geëigende kanalen om de resultaten van functiewaarde
ring te doen toetsen. Te Uwer informatie: dit zijn achtereenvol
gens de bezwarencommissie functiewaardering, de Ambtenarenrechter
en de Centrale Raad van Beroep.
2. De constatering in de derde alinea dat de functie-eisen die gesteld
zijn aan nieuw aangestelde collega's hoger zijn dan hetgeen in het
kader van functiewaardering in termen van minimaal vereiste oplei
ding en ervaring is toegekend, wordt niet geconcretiseerd.
Voor zover wij hebben kunnen nagaan betreft het een tweetal vacatu
res op het bureau Belastingen en Verzekeringen.
Ten tijde van de vacantstelling waren deze (nieuwe/gewijzigde)
functies nog niet geïnventariseerd en gewaardeerd, zodat een in
schatting moest worden gemaakt van de vereiste opleiding en erva
ring en het salaris. Nu achteraf is gebleken dat naar het oordeel
van de waarderingscommissie en - ingevolge de Procedureregeling
functiewaardering 1987 - ook naar ons oordeel, deze inschatting
onjuist was, is dat voor alle betrokkenen teleurstellend. Het in de
advertentie geboden salaris geldt wel als garantie. Overigens wor
den deze inschattingen thans niet meer gemaakt, maar worden ook
vacante functies geïnventariseerd en gewaardeerd vóórdat tot wer
ving wordt overgegaan.
De suggestie dat functiewaardering gebruikt zou worden om tot eni
gerlei vorm van bezuiniging te komen, wijzen wij volstrekt af.
Dit is pertinent onjuist.
De constatering met betrekking tot de in het kader van functiewaar
dering toegekende opleiding en ervaring is overigens enigszins
prematuur, nu nog niet bekend is of en met welk resultaat de waar
deringsresultaten ter zake kunnen worden aangevochten bij de diver
se onder 1. genoemde instanties.
3. Dit laatste geldt ook voor de in de vierde alinea van meergenoemde
brief gemaakte opmerkingen ter zake van een vergelijking met func
ties elders.
Overigens is het ons niet mogelijk een oordeel te geven over het
niveau en/of de vereiste kennis en ervaring van vergelijkbare func
ties elders; immers elke gemeente richt op haar eigen wijze de
organisatie en het werk in. Functiewaardering is (mede) gericht op
het in stand houden of bereiken van rechtvaardige beloningsverhou
dingen binnen een organisatie en levert als produkt een op systema
tische wijze verkregen rangordening van functies van die organisa
tie op.