4
6. speculatie met verkochte woningwetwoningen moet worden voorkomen;
7. verkoop dient plaats te vinden aan leden van de doelgroep waarvoor de
woningwetwoningen in principe zijn bedoeld;
8. de te verkopen woningen dienen in goede staat van onderhoud te verke
ren;
9. a. alleen leegstaande woningen mogen worden verkocht;
b. in afwijking van 9a mogen tevens woningen aan zittende huurders
worden verkocht, mits:
1. de woning deel uitmaakt van een blok waarin leegstaande wonin
gen zijn of mogen worden verkocht;
2. de verkoopprijs van de woning minimaal de taxatieprijs in
onbewoonde staat bedraagt.
Met betrekking tot deze criteria merken wij het volgende op.
ad 1.
Bij de woningen die thans leegstaan is over het algemeen sprake van
langdurige leegstand. Ondanks de nodige inspanningen van de corporatie
is de structurele leegstand niet afgenomen. Derhalve kan worden gesteld,
dat wordt voldaan aan het criterium.
ad 2.
In dit geval is sprake van een concentratie van leegstand binnen de
voorraad sociale huurwoningen in het Westeinde. Bij een aantal van 25
woningen bedraagt de leegstand op een bestand van 339 woningen 7,4 1.
ad 3.
Uit het eind vorig jaar gehouden onderzoek onder de kopers van de wonin
gen in Aldldn-Oost kwam naar voren, dat de belangstelling van de adspi-
rant-kopers zich naast de woningen in Aldltn richtte op de wijken Nijldn
en Westeinde. In het Nijldn komt geen leegstand van betekenis voor.
Aangenomen moet worden, dat voor verkoop in Westeinde wel markt is.
ad 4
In paragraaf IV. en VI. hebben wij reeds aangegeven waarom verkoop als
enige optie moet worden beschouwd en wat de financiële gevolgen van
verkoop zijn voor de corporatie.
ad 5
Voorgesteld wordt om overeenkomstig de handelwijze inzake de verkoop
van woningwetwoningen in Aldldn in aantal zodanig te beperken, dat het
leegstandspercentage niet lager wordt dan 2,7. Dit is het percentage,
dat als aanvaardbaar moet worden beschouwd voor frictieleegstand.
ad 6
Een anti-speculatiebeding maakt deel uit van de voorwaarden die zijn
opgenomen in de van toepassing zijnde rijksregeling inzake de verkoop
van woningwetwoningen.
ad 7.
Wij stellen voor dezelfde inkomensgrens als voor de te verkopen woningen
in Aldldn-Oost te hanteren, t.w. 51.000,--.
ad 8
In paragraaf II. is een aantal oorzaken voor de leegstand opgenoemd die
betrekking hebben op de bouwkundige staat van de woningen. De vochtge-
5
voeligheid en de matige isolatie van de woningen wordt met name in rela
tie tot de huur als een tekortkoming ervaren. Dit betekent echter niet,
dat de onderhoudstoestand van de woningen op zich als onvoldoende moet
worden aangemerkt. Aan de voorwaarde in de rijksregeling wordt dus vol
daan. Op de gevolgen van de indertijd toegepaste bouwwijze zullen wij in
de volgende paragraaf terugkomen.
VIII. Onderhoud en woningverbetering.
Eerder in deze raadsbrief hebben wij opgemerkt, dat de corporatie
voornemens is om, naast de verkoop van de leegstaande woningen, de
resterende woningen fasegewijs op te knappen. Behalve het verhelpen van
bouwkundige klachten wordt gedacht aan het toepassen van een face-lift
aan de woningen, die het complex een beter, minder somber aanzien moet
geven. In principe gaat het om een plan, dat voor subsidie in aanmerking
zou kunnen worden gebracht. Door de geringe verbeteringscontingenten
voor na-oorlogse woningen en de dringende behoefte aan subsidiegelden
elders in de gemeente, is het uitzicht op subsidie vooralsnog evenwel
beperkt. Niettemin zijn wij van mening, dat het onderhavige complex de
komende jaren bij de jaarlijkse verdeling van subsidiebudgetten binnen
de dan aanwezige budgettaire mogelijkheden aandacht verdient.
In het kader van de totale opwaardering van het complex ligt het
voor de hand, dat de voor de huurwoningen beoogde plannen voor wat be
treft de gevelbekleding ook worden uitgevoerd ten behoeve van de
koopwoningen. Met name nu het gaat om werkzaamheden die het aanzien van
de woningen ingrijpend veranderen, is dit van evident belang. Anders
bestaat het gevaar, dat het positieve effect dat verwacht wordt van de
te treffen voorzieningen teniet wordt gedaan door een achterblijvend
niveau van de koopwoningen. Wij achten het dan ook gewenst, dat de
woning wordt verkocht tegen een prijs die overeenkomt met de getaxeerde
waarde inclusief de aan de woning aan te brengen gevelbekleding. Het
verschil tussen de waarden voor en na het treffen van deze voorziening
wordt dan tot het gereed zijn van de voorziening in depot gehouden. In
deze constructie levert Patrimonium de woning dus op in de huidige
staat en verbindt zich om binnen een bepaalde termijn de gevelbekleding
aan te brengen. Indien de werkelijke kosten van het treffen van de
voorziening het verschil in taxatiewaarde voor en na het treffen van de
voorzieningen overschrijden, zal dit verschil voor rekening van
Patrimonium blijven. Wij achten dit acceptabel omdat in de huidige
staat de getaxeerde verkoopwaarde van de woningen de boekwaarde
overtreft. Over de wijze alsmede het tijdstip waarop het plan aan de
koopwoningen kan worden gerealiseerd zal Patrimonium nog een nader
voorstel ontwikkelen.
In het verlengde hiervan werpt zich tevens de vraag op of het nut
tig kan zijn de verkochte woningen te betrekken in de planning voor het
normale onderhoud aan de huurwoningen middels het aanbieden van een
onderhoudscontract. In het bestuurlijk overleg tussen ons college en de
Federatie van Woningbouwcorporaties is dit onderwerp reeds aan de orde
geweest m.b.t. de verkoop van woningwetwoningen in het algemeen.
Daarbij is van de zijde van de federatie de toezegging gedaan deze
mogelijkheid nader te zullen onderzoeken. In een eerstvolgend overleg
zal de federatie ter zake haar standpunt bekendmaken.