Beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het opstellen van een Milieunota. Bijlage nr. 200. Leeuwarden, 17 augustus 1989. Aan de Gemeenteraad. In het Collegeprogram 1986-1990 is bij de beleidsvoornemens voor het onderdeel milieu aangegeven, dat een ambtelijke werkgroep binnen twee jaar een Milieunota moet opstellen, waarin een integrale beleidsvi sie naar voren komt. Een dergelijke nota zou de basis moeten vormen voor het milieubeleid in deze gemeente. Vooral ten gevolge van capaciteitsproblemen bij de Dienst Stadsont wikkeling kon dit beleidsvoornemen niet op tijd worden gerealiseerd. Begin dit jaar is een Milieucontourennota opgesteld, dit ter voorberei ding van de Milieunota, waarin aangegeven wordt binnen welke kaders de Milieunota dient te worden opgezet. Tevens is hierin opgenomen, wat de omvang van de te behandelen onderwerpen isvoorts hoe de organisatie bij de opstelling van de Milieunota geregeld dient te worden en ten slotte welke financiële en personele consequenties het opstellen van de Milieunota heeft. Het ligt in de bedoeling de Milieucontourennota, welke bij de stuk ken ter inzage is gelegd, te laten volgen door twee vervolgnotas In de eerste plaats door de eigenlijke Milieunota. Deze dient ervoor, om inzicht te geven in de milieuhygiënische situatie van de gemeente en om een koppeling aan te brengen tussen de huidige en de gewenste situatie. Tevens worden in de Milieunota beleidskeuzes voorgelegd en wordt een gecoördineerd beleid voor de middellange termijn gepresenteerd. Na de vaststelling van de Milieunota, zal de praktische vertaling van één en ander moeten plaatsvinden in een milieu-uitvoeringsprogram ma. Wat dit laatste betreft is het volgende van belang. De regering heeft met ingang van 1 januari 1990 extra financiële middelen beschik baar gesteld voor het gemeentelijk milieubeleid. De verschillende bedra gen zijn in hoofdzaak bestemd voor de verbetering van (inter)gemeente lijke milieu-apparaten en kunnen worden gebruikt voor personele voor zieningen die verband houden met de uitvoering van de Hinderwet, de Wet chemische afvalstoffen, de Lozingsverordening riolering en de Wet bodem bescherming. Voor de verdeling van gelden over de gemeenten wordt een specifieke rijksbijdrageregeling van beperkte duur in het leven geroe pen. Het ligt in de bedoeling deze middelen vanaf 1995 naar het Gemeen tefonds over te hevelen. De bedragen die de regering ter beschikking stelt, worden op de volgende wijze over de gemeente verdeeld. In de eerste plaats ontvangt een gemeente, die al structureel sa menwerkt met andere gemeenten en waarbij het gezamenlijke aantal inwo ners van die gemeente 70.000 of meer bedraagt, een normbedrag per inwo ner dat vermenigvuldigd wordt met het aantal inwoners van de desbetref fende gemeente. Bovenop dit normbedrag komt dan nog een premie van 252, eveneens vermenigvuldigd met het aantal inwoners van de gemeente. Het normbedrag per inwoner is voor 1990 vastgesteld op 1,65 en loopt op tot 2,74 in 1994. Naast deze normbedragen heeft de regering verder nog bijdragen beschikbaar gesteld, die een meer incidenteel karakter dragen; onder meer voor het door derden opstellen van milieu-uitvoeringsprogramma's. Ten aanzien van dit laatste moet nog worden vermeld, dat de nieuwe rege-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1989 | | pagina 365