-2-
b. het uitsluitend betreft afval in de zin van:
1. bouw- en sloopafvalstoffen echter uitsluitend voor zover het
betreft bouw- en sloopafvalstoffen die vrijkomen bij respec
tievelijk het bouwen, renoveren en slopen van gebouwen en andere
bouwwerken, zoals metselwerkpuin, betonpuin, breekafval
afvalhout, kunststofafvallen en de in dit kader aan te voeren
emballagematerialen, restanten bouwmaterialen, voor de bouw
onbruikbaar geworden hulpmaterialen, achtergelaten huisraad en
andere naar de aard hiermee gelijk te stellen bouw- en sloopaf
valstof fen;
2. hekkelmaterialen, echter uitsluitend voor zover het betreft
afvalstoffen van plantaardige oorsprong die - eventueel met
aanhangende grond - vrijkomen bij het onderhoud van bermen, sloten
en vaarten;
3agrarisch afval, echter uitsluitend voor zover het betreft
afvalstoffen van plantaardige oorsprong, niet zijnde mest;
4. bedrijfsafvalstoffenechter uitsluitend voor zover het betreft
papier-, karton-, textiel-, hout-, metaal-, kunststof-, rubber-,
glas-, steen- en aardoliewerkafvalemballage, zaagsel, slijpsel,
straalgrit, boorgruis, shredderafval en organisch afval;
5. gemeentelijk afval, echter uitsluitend voor zover het betreft
veegvuil en groenafval;
6. ingedroogd kolkenzuigerafval;
7. filterperskoeken;
8. licht verontreinigde grond, echter uitsluitend voor zover het
grond betreft waarvan de verontreiniging de C—waarde zoals genoemd
in de "Leidraad Bodemsanering", zoals die geldt ten tijde van de
inwerkingtreding van dit besluit, niet overschrijdt;
met dien verstande, dat het uitsluitend afvalstoffen mogen betreffen
die niet zijn genoemd in het "Stoffen- en processenbesluit Wet che
mische afvalstoffen", zoals dat luidt ten tijde van de
inwerkingtreding van dit besluit;
c. het storten van de in lid b onder 4 tot en met 8 genoemde stoffen
slechts plaats mag vinden tot 1 maart 1991.
C. de in lid III onder A genoemde vergunning kan slechts worden verleend
indien
- geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de aan deze gronden
toegekende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
- hierdoor de uitvoering van de toekomstige bestemming niet in ernstige
mate wordt bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Verkoop woningwetwoningen in Aldlan-Oost.
Bijlage no. 64. Leeuwarden, 23 februari 1989.
Aan de Gemeenteraad.
IInleiding
Op 30 mei 1988 hebt U ingestemd met de verkoop van in totaal 60 tot 70
woningwetwoningen in Aldlan-Oost door de Woningstichting Leeuwarden-
Leeuwarderadeel en de Woningbouwvereniging Beter Wonen.
Het besluit om onder een aantal voorwaarden in te stemmen met de verkoop
van een gelimiteerd aantal woningwetwoningen is ingegeven door de
vaststelling, dat de corporaties er ondanks een geïntensiveerd verhuur-
beleid niet in slaagden de leegstand terug te dringen en dat de leegstand
zich zelfs verder uitbreidde. Ten einde de leegstandsverliezen voor de cor
poraties te beperken en een beginnend verpauperingsproces tot staan te
brengen werd de verkoopactie, ook door U, als de meest geëigende optie
beschouwd, maar werd daarna wel een experimenteel karakter gegeven.
Het verlenen van toestemming voor concrete verkopen hebt U bij die gele
genheid opgedragen aan ons college, onder de voorwaarde, dat:
1. daarbij in acht werd genomen:
a. de Regeling inzake de overdracht van woningwetwoningen aan de bewo
ners (MG 86-39);
b. de werkwijze aangegeven in het bijbehorende raadsvoorstel van 19 mei
1988 (bijlage no. 166);
2. eind 1989 een evaluatie van de verkoopacties aan de Raad zou worden
voorgelegd
Een definitieve standpuntbepaling omtrent het gemeentelijk beleid t.a.v. de
verkoop van woningwetwoningen in het algemeen zou plaatsvinden aan de hand
van de nog uit te brengen Nota Woningbouwbeleid. Om die reden werd het
verkoopprogramma voorshands beperkt tot maximaal 70 woningen.
II. Aanleiding tot vervroegde evaluatie.
Zoals in de inleiding is opgemerkt, hebben wij U toegezegd eind 1989 een
evaluatie van het verkoopprogramma aan U voor te leggen.
Om een tweetal redenen wordt deze evaluatie U thans reeds voorgelegd.
a. De rijksregeling die van toepassing is op de verkoop van woningwet
woningen en premiewoningen is per 1 januari 1989 op een aantal punten
gewijzigd.
b. Het contingent te verkopen woningen van 60 tot 70 is inmiddels vrijwel
uitgeput
Ad a.
1. Wijziging inkomensgrens.
Tot 1 januari 1989 werd door het Rijk voor de verkoop van woningwetwoningen
dezelfde inkomensgrens gehanteerd als in de Beschikking geldelijke steun
eigen woningen 1984.
Nu de inkomensgrens in de laatste regeling m.i.v. 1 januari 1989 is
verlaagd van f 51.000,tot f 43.500,heeft het Rijk deze koppeling