2
Voor zover dit het bedrijfsgedeelte betreft merken Burgemeester en Wet
houders op dat het slechte gedeelte van de hemelafvoer alsnog moet wor
den vernieuwd.
5. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en
bezwaarschriften
Allereerst merkt de commissie op dat het een bestuursrechtelijke norm is
dat appellanten naar aanleiding van een door hen ingediend beroepschrift
worden gehoord door of namens het bestuursorgaan waarbij zij hun beroep
schrift hebben ingediend. Namens appellante werd door mr. A.H. Lanting,
advocaat te Leeuwarden, uitstel gevraagd van de behandeling van het
beroepschrift in een hoorzitting van de commissie. De reden hiervoor lag
in het feit dat de heer Wafelbakker ziek zou zijn.
Geconstateerd is dat reeds een keer eerder in deze zaak vanwege appel
lante uitstel werd gevraagd om op een hoorzitting van de commissie te
verschijnen.
De commissie voelt zich dan ook genoodzaakt om het belang af te wegen
van de overheid bij een behoorlijke voortgang van de desbetreffende
administratiefrechtelijke procedure tegen het belang van de burger om te
worden gehoord.
De commissie meent dat zij uit het beroepschrift en uit de desbetreffen
de ambtelijke adviezen een behoorlijk beeld van de zaak heeft gekregen,
zodat het horen van appellant niet strikt noodzakelijk meer is. Gelet op
de hierboven beschreven belangen meent de commissie dat de behandeling
van het beroepschrift thans dan ook verder doorgang moet vinden.
Op de onderhavige zaak zijn de bepalingen van artikel 25, eerste lid
onder b en artikel 25, derde lid van de Woningwet van toepassing. Inge
volge artikel 25, eerste lid schrijven Burgemeester en Wethouders de
eigenaar van een woning aan tot het treffen van voorzieningen, indien
blijkt dat de woning, hoewel niet voor bewoning ongeschikt, wegens
strijd met de Bouwverordening of krachtens die verordening gestelde
eisen, noodzakelijk verbetering behoeft. Mocht het desbetreffende gebouw
geen woning zijn en niet aan de eisen van de Bouwverordening voldoen dan
kunnen Burgemeester en Wethouders de desbetreffende eigenaar of recht
hebbende aanschrijven tot het treffen van voorzieningen, zo blijkt uit
het derde lid van artikel 25 van de Woningwet.
Verder zijn in dezen van belang de bepalingen van artikel 307, eerste
lid en artikel 310 van de Bouwverordening. Ingevolge artikel 307, eerste
lid van de Bouwverordening mag een bouwwerk zich niet bevinden in een
toestand, die gevaar oplevert voor de veiligheid, schade of hinder voor
gebruikers
Met betrekking tot voor bewoning bestemde gebouwen schrijft genoemd
artikellid o.a. voor dat een voor bewoning bestemd gebouw geen nadeel
mag opleveren voor de bruikbaarheid van het gebouw ten gevolge van on
voldoende onderhoud.
Artikel 310 van de Bouwverordening, bepaalt dat het bouwwerk zowel op
zichzelf als in verband met de omgeving aan redelijke eisen van welstand
moet voldoen.
Mevrouw Wafelbakker is aangeschreven tot het aanbrengen van 5 voorzie
ningen aan de woning Nieuweburen 118 bov. en tot het vernieuwen van de
hemelwaterafvoer ten behoeve van het bedrijfsgedeelte Nieuweburen 118.
Met betrekking tot de aanschrijving zelf wordt door appellant opgemerkt
3
dat reeds een aantal voorzieningen is getroffen.
Puntsgewijs neemt de commissie appellants bezwaren in beschouwing:
1. Ten aanzien van het punt: "voegen scheuren in het metselwerk",
merkt appellant op één en ander reeds uitgevoerd te hebben. Uit het
advies d.d. 8 maart 1989, R.O.V. 3738 GV/GL, van Burgemeester en
Wethouders en een rapportage van de Dienst Stadsontwikkeling d.d.
10 mei 1989, kenmerk 2607 EGK/HZblijkt dat er nog enkele scheuren
aanwezig zijn.
2. Met betrekking tot het punt: "aanbrengen ontbrekende dekkers",
merkt appellant op dat de dekkers niet ontbreken.
Uit het genoemd advies en de genoemde rapportage blijkt dat de
dekkers nog steeds moeten worden aangebracht.
3. "Van het deurkozijn naar het begaanbare plat zijn de onderdorpel,
de onderkanten van de stijlen en de deur rot;
Appellant zegt toe hieraan iets te zullen doen.
Op grond van de onder 1 en 2 genoemde stukken concludeert de com
missie dat één en ander nog niet uitgevoerd is.
4. "Rondom het begaanbare plat moet een hekwerk worden aangebracht."
Zowel uit de onder 1 en 2 genoemde stukken als uit appellants be
roepschrift blijkt dat dit nog niet gebeurd is.
5. "Het metselwerk boven het rechterkozijn op de verdieping in de
Breedstraat ligt los;
Ook ten aanzien van dit onderdeel concludeert de commissie op grond
van de hiervoorgenoemde stukken dat mevrouw Wafelbakker nog geen
voorzieningen heeft getroffen.
6 "De hemelwaterafvoer in de Breedstraat moet worden vernieuwd."
Dit betreft het bedrijfsgedeelte van het perceel Nieuweburen 118 en
118 bov. In de onder 1 en 2 genoemde stukken blijkt dat er uitvoe
ring is gegeven aan dit bevel, doch op ondeugdelijke wijze. Het
slechte gedeelte moet alsnog worden uitgevoerd.
Ten aanzien van de vorenstaande elementen merkt de commissie op dat deze
de bewoonbaarheid van het onderhavige perceel aantasten c.q. hinder voor
de gebruikers kan opleveren.
Het vorenstaande geeft de commissie geen aanleiding om te adviseren
appellants beroepschrift d.d. 19 januari 1989 gegrond te verklaren.
Mitsdien adviseert zij Uw Raad het beroepschrift ongegrond te verklaren
en overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp-besluit te beslissen.
VoorzitterSecretaris
w.g. (mr. C.O. Rommerts)
w.g. (mr. A.D. van Dijk)