2 elijke bevoegdheid, waaraan het programma van eisen van het Ministerie van Justitie niet kan afdoen. De veiligheid van personeel en gedetineerden kan en mag niet ondergeschikt worden gemaakt aan onduidelijke motieven die slechts gebaseerd lijken te zijn op financiële overwegingen; daarbij komen de toezeggingen van de Staatssecretaris van Justitie van 11 april 1986, dat binnen vier jaar gewenste verbeteringen zouden worden aangebracht. Over de eis m.b.t. de warmteweerstand van 1,3 m2 K/W bestaat geen verschil van mening. Het beroepschrift dient ongegrond te worden verklaard. 4. Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting. De op de zaak betrekking hebbende stukken zijn namens appellant ingezien op 16 november 1988. De vertegenwoordigers van appellant en van Burgemeester en Wethou ders zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten tijdens de hoorzitting van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften op 22 november 1988 om 16.00 uur ter gemeentesecretarie. Omdat bleek, dat de bezwaren tegen de brand- weereisen niet concreet konden worden aangegeven en om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar overleg te plegen, werd een nieuwe hoorzitting belegd op 16 januari 1989 om 16.00 uur ter ge meentesecretarie. Duidelijk werd tijdens voornoemde hoorzitting wel, dat de opgelegde voorwaarden uitsluitend betrekking hebben op het ver-/nieuwbouwplan. Tijdens de hoorzitting van 16 januari 1989 bleek, dat appellant en de vertegenwoordigers van het college nader tot elkaar waren gekomen. 5Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep en bezwaarschriften. De commissie constateert, dat onweersproken vaststaat, dat de bij het besluit B 292/88 behorende bijlage A (waarin de zgn. brandweer- eisen zijn opgenomen) beschouwd moet worden als aan de bouwvergun ning zelf verbonden voorschriften. Voor alle duidelijkheid ware dat in het raadsbesluit op te nemen. De commissie constateert voorts, dat onomstotelijk vaststaat, dat de verleende bouwvergunning en de daaraan verbonden voorwaar den/voorschriften slechts betrekking hebben op het ver-/nieuwbouw- plan van het Huis van Bewaring en niet op het gehele gebouw. De commissie is van mening, dat punt 24 van genoemde bijlage A ten onrechte is opgenomen, aangezien de aldaar genoemde circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken niet gebaseerd is op enige wettelijke bevoegdheid en derhalve rechtsonzekerheid schept. Dit punt dient te worden geschrapt, mede omdat kan worden volstaan met toepassing van de in de bouwverordening neergelegde NEN-norm 3894. De commissie constateert ten slotte, dat geen bezwaren bij appel lant (meer) bestaan tegen de overige voorwaarden, gesteld in ge noemde bijlage A, zodat deze verder kunnen worden gehandhaafd. De commissie acht de voorwaarden aanvaardbaar. De commissie adviseert op grond van het bovenstaande het beroep schrift van de Rijksgebouwendienst gedeeltelijk gegrond te verklaren (nl. t.a.v. punt 24 van bijlage A) en te besluiten conform bijgevoegd concept-besluit De voorzitter, De secretaris, w.g. mrJJKeuning w.g. mr. A.D. van Dijk.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1989 | | pagina 6