2 bijvoorbeeld een zeer omvangrijk huishoudelijk (neven)assortiment zich op het voormali ge PEB-terrein zullen vestigen. Het volumineuze karakter van de te verkopen goederen dient het te toetsen criterium te zijn; e. het specifiek bestemmen van detailhandel in volumineuze goederen en horeca-activiteiten is in strijd met artikel 10, tweede lid van de Wet op de ruimtelijke ordening; f. onduidelijk is waarom de gemeente enerzijds het tegengaan van subcentra in haar beleid heeft opgenomen, terwijl er anderzijds een bundeling van volumineuze detailhandelsacti viteiten tot 10.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak mogelijk wordt gemaakt, zodat de mogelijk heid tot concentratie ontstaat; g. bezwaar tegen de gehanteerde maximumnorm voor detailhandel in volumineuze goederen; onduidelijk is hoe deze norm tot stand is gekomen en welke effecten zullen optreden; ter onderbouwing hiervan zou eerst een distributie-planologisch onderzoek naar de maatvoering en optredende effecten met betrekking tot de detailhandel in volumineu ze goederen dienen plaats te vinden; h. horeca-activiteiten zoals omschreven onder de bestemming "Horeca-activiteiten" (D) horen op deze lokatie niet thuis; i. de mogelijkheid om binnen de bedrijfsbestemming detailhandel toe te staan is veel te ruim omschreven; voorgesteld wordt om het laatste deel van artikel 3-B-3 "uitsluitend betreft produkten die ter plaatse worden geproduceerd, geassembleerd, danwel anderszins een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten ter bestemde plekke" te laten vervallen. Naar aanleiding van deze bezwaren merken wij het volgende op. Ad a en b Wij wijzen erop, dat de reconstructie van de Franklinstraat geen uitvloeisel is van de in dit plangebied voorziene ontwikkelingen. Deze reconstructie heeft onder andere tot doel om de Kanaalweg als een volwaardige ontsluitingsweg te doen functioneren ten behoeve van de wijk "Camminghaburen". De feitelijke realisering ervan is geprogrammeerd in 1991. Het verkeer vanuit de richting Camminghaburen naar het stadscentrum maakt in de nieuwe situatie gebruik van de route Kanaalweg, Franklinstraat en het Vliet, alsook Julianastraat en Willem Lodewijkstraat, waarop de reconstructie is afgestemd. Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen deze verkeersontsluiting. De feitelijke inrichting is thans niet aan de orde. Het reconstructieplan zelf zal nog de normale inspraak-procedure volgen. Niettemin hebben wij de voorziene hoofdstructuur aangegeven op de bij de stukken ter inzage gelegde tekening. Wij zien overigens niet in, dat zich op de Franklinstraat chaotische situaties zullen voordoen nu de aansluitingen van de Kanaalweg en het Vliet zullen worden voorzien van verkeerslichten, terwijl de capaciteit zal worden verhoogd door het aanbrengen van dubbele stroken in de hoofdrijrich ting. Verwacht wordt dat het verkeersaanbod op deze wijze op een aanvaardbare manier kan worden verwerkt. Alhoewel er geen nieuwe brug zal worden aangelegd over het Kanaal zal het profiel dusdanig worden gewijzigd, dat het verkeer op de rondweg in beide richtingen de beschikking krijgt over twee rechtdoorgaande stroken. Het is juist dat het verkeer komende vanuit zuidelijke richting niet meer linksaf de Willem Loréstraat kan inrijden. Dit betekent dat, om in dit gebied te komen, via het Vliet moet worden gereden. Wij hebben moeten constateren dat het huidige gebruik van de linksafbeweging van geringe omvang is. Een en ander betekent, dat de bedrijven aan de Franklinstraat hun bevoorrading dienen te krijgen vanuit noordelijke richting. Vanaf het Vliet blijft dus via de parallelweg de mogelijkheid bestaan om de Willem Loréstraat in te slaan. Evenzeer voorziet het reconstructieplan er in beginsel in, dat het verkeer vanaf de parallelweg in zuidelijke richting vóór de brug de rondweg kan oprijden. Wij merken vervolgens op, dat aan het creëren van verkeersluwe gebieden onvermijdelijk het omrijden van bestemmingsverkeer is gekoppeld.^ Immers, het zonder enige belemmering de weg vrijmaken naar de bestemming zou sluipverkeer introduceren, hetgeen afbreuk doet aan de intentie van verkeersluwe gebieden. Voorts merken wij op, dat in het reconstructieplan langs de parallelweg van de Franklinstraat voldoende parkeerplaatsen zijn opgenomen. Gelet op het vorenstaande achten wij deze bezwaren ongegrond. 3 Ad c Het gemeentelijk distributie-planologische beleid is afgestemd op het regeringsstandpunt met betrekking tot perifere detailhandelsvestigingen. Volgens dit beleid dient de detailhandel plaats te vinden in bestaande en daartoe bestemde winkelgebieden. Uitoefening van detailhandel in de periferie d.w.z. op industrieterreinen, aan de rand van de bebouwde kom of in buitengebieden, dient in het algemeen te worden tegengegaan. Vanouds bestaan er evenwel detailhandelsactivitei ten die zelden of nooit in bestaande winkelgebieden plaatsvinden en waarvan het effect op de distributieve structuur is te verwaarlozen. Hierbij gaat het om brand- en explosiegevaarlijke goederen, detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht en de zgn. volumineuze goederen: auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, alsmede grove bouwmateri alen. Dit geldt ook voor grootschalige meubeldetailhandel en bouwmarkten wanneer die niet ruimtelijk in bestaande winkelgebieden kunnen worden ingepast. Hierbij dient allereerst te worden nagegaan of een lokatie in de bebouwde kom aansluitend bij het centrale winkelgebied en secundair in de schil rond de binnenstad beschikbaar is. Mits adequaat geregeld in bestemmingsplannen bestaat geen bezwaar tegen uitoefening van dergelijke activiteiten op industrieterreinen en aan de rand van de bebouwde kom. De in het plan begrepen lokatie voldoet aan de heersende opvattingen. Door een adequate regelstelling wordt voorkomen dat zich op zo'n perifere lokatie een detailhandelsaanbod manifesteert, dat feitelijk thuishoort in bestaande winkelgebieden. Vorengenoemde branches geven onzes inziens een voldoende indicatie van wat zoal onder volumineus moet worden begrepen. Bovendien zijn de categorieën welke binnen het plangebied als toelaatbaar worden aangemerkt limitatief opgesomd in de bijlage IV. Onder een tuincentrum in de periferie wordt verstaan een centrum dat zich bezighoudt met buitenplanten en kasplanten en met voorzieningen voor de inrichting van een tuin. Onzes inziens is dit een voldoende duidelijke omschrijving van het gehanteerde begrip. Ten aanzien van de terminologie "gericht zijn op" wijzen wij erop, dat hiermee wordt gedoeld op "het beogen van" de hoofdactiviteit. Wij menen dat deze formulering goed hanteerbaar is en niet mank gaat aan een te ruime begrenzing. Voor wat betreft het recreatief assortiment waarbij de terminologie "naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen" is gehanteerd, merken wij op dat deze formulering is opgenomen ten einde niet voor elke nieuwe ontwikkeling in deze branche tot planaanpassing te moeten besluiten. De recreatiemarkt is in ontwikkeling en zulks impliceert dat er artikelen kunnen komen die naar aard en omvang met de thans bekende overeenkomen. Gelet op de limitatieve opsomming van detailhandelsactiviteiten, zoals opgeno men in bijlage IV, behoeft voor branchevervaging niet te worden gevreesd. Wij achten de bezwaren ongegrond. Ad d Zoals in de "Beschrijving in hoofdlijnen" is aangegeven, is in het onderhavige bestemmingsplan gekozen voor het bij recht toestaan van detailhandel in volumineuze artikelen, waarbij een limitatieve opsomming is gegeven van de aard van deze bedrijfsactiviteiten. Gelet op de aangebrachte beperking en dientengevolge de beheersbaarheid ervan, achten wij deze regeling bij recht aanvaardbaar. Voorts merken wij op, dat zowel in de "Beschrijving in hoofdlijnen" alsook in artikel 4 van de planvoorschriften is aangegeven welke vormen van detailhandel in volumineuze artikelen zijn toegestaan. Het betreft hier een limitatieve opsomming van detailhandelsactiviteiten in volumineu ze goederen die geen ander assortiment toestaan dan die welke dienen te worden gerekend te behoren tot die desbetreffende branches. De interpretatie van wat tot binnen de desbetreffende branche als passend detailhandelsgebruik dient te worden gerekend, is zowel in de regeling bij recht als in die bij vrijstelling gelijk. Indien er gekozen wordt voor een vrijstellingsregeling met een limitatieve opsomming gelijk aan de rechtens toegestane detailhandelsactiviteiten in volumineuze artikelen dan is er in de uitwerking tussen de regeling bij recht en die bij de vrijstelling derhalve geen verschil. Zou geopteerd worden voor een vrijstellingsregeling zonder limitatieve opsomming van detailhandelsactiviteiten dan vergroot zulks de kans op voor reclaman ten ongewenste bedrijvigheid met name voor zover dit betreft die met een huishoudelijk (neven)assortiment. Wij zien derhalve geen redelijke gronden aanwezig om wijziging in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 145