In de structuurvisie wordt er voorts aan herinnerd dat voor het gebied van de voormalige Middelzee nog steeds de uit gangspunten worden gehanteerd zoals die zijn vastgelegd in de landschaps- schets Middelzee. Het gemeentelijk beleid is er thans dan ook op gericht om aan de westzijde een duidelijke en harde stads rand te creëren, die overeenstemt met het landschapsbeeld van dit gebied. Deze harde stadsrand wordt gevormd door hetzij groene hetzij gebouwde wanden. Schenkenschans vormt een onderdeel van zo'n groene wand. De vorm en mate van grondophogingen welke thans in het kader van het gebruik als stortterrein plaatsvinden en de wijze waarop het terrein na beëindiging van het storten ingericht wordt, komen overeen met het gewenste stadsrandbeeld. Voor de toekomst betekent dit dat met name de westelijke stadsrand van Schenkenschans haar grootschaligheid moet behouden. De start van de uitvoering van de laatste fase van deze stadsrand zal naar het zich thans laat aanzien ongeveer samenvallen met het in het bestemmingsplan genoemde uiterste tijdstip waarop er binnen dit gebied mag worden gestort. De gehele ontwikkeling van deze omgeving (zowel voor wat betreft het gebied Schenkenschans als het te ontwikkelen westelijke stadsrandgebied) is mede afgestemd op afspraken die destijds zijn overeengekomen tussen de gemeente Leeuwarden enerzijds en de eigenaar/gebruiker en de provincie Friesland ander zijds. Een eventuele uitbreiding van de stortplaats in wes telijke richting (tot over de grens van het bestemmingsplan heen) alsook een eventuele verlenging van de in het bestem mingsplan genoemde termijn van 8 jaar na de eerste tervisie- legging, zou de hiervoor geschetste ontwikkelingen met be trekking tot de westelijke stadsrand ernstig verstoren zo niet volledig frustreren. De gemeente is er van stond af aan van uitgegaan dat bedoelde afspraken met betrekking tot de inrichting van het gebied Schenkenschans zullen worden nage komen Op grond van zowel deze afspraken, de op 20 augustus 1984 door Gedeputeerde Staten van Friesland verleende vergunning ingevolge de Afvalstoffenwet (bouw- en sloopafval enz.) als op grond van het op 10 februari 1989 door genoemd college genomen gedoogbesluit (de in het besluit nader aangegeven categorieën bedrijfs- en daarmee vergelijkbare afvalstoffen) is gekozen voor de opzet zoals die in dit bestemmingsplan ruimtelijk vorm heeft gekregen. Aan bedoelde bezwaren (uit breiding stortplaats en verlenging termijn) kan dan ook niet worden tegemoet gekomen. 4 Wij voegen hier nog aan toe, dat in het reeds genoemde be sluit van 20 augustus 1984 uitdrukkelijk vergunning wordt verleend voor het storten van bouw- en sloopafval enz. tot 1 juli 1994. De in dit opzicht in het kader van dit bestem mingsplan geboden mogelijkheden bieden derhalve al meer ruimte dan in genoemde vergunning is aangegeven. Op grond van het bestemmingsplan zal er immers tot maart 1998 gestort kunnen worden. Wij achten deze bezwaren dan ook ongegrond. Ad C. Alvorens nader op dit bezwaar in te gaan merken wij het volgende op. Reclamante schrijft o.a. dat zij alle vergunningen in haar bezit heeft om in de voormalige steenfabriek een gloeiinstal- latie te bouwen en te exploiteren. Dit is in zoverre juist dat de Minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 5 april 1989 aan de Grontmij N.V. te Drachten een vergunning op grond van de Wet chemische afvalstoffen voor het bewaren en verwerken van chemische afvalstoffen op dit terrein heeft geweigerd. Tegen deze beschikking is door de Grontmij N.V. beroep ingesteld bij de Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur, welk beroep nog in behandeling is. Dit betekent dat verontreinigde grond, voor zover deze af valstof als een chemische afvalstof in de zin van het Stof fen- en processenbesluit Wet chemische afvalstoffen dient te worden aangemerkt, hier niet bewaard en verwerkt mag worden. Wij merken verder het volgende op. Zoals reeds opgemerkt, is binnen de tot "Recreatieve doeleinden voorlopig bestemd tot vuilstort" aangewezen gronden een onderscheid gemaakt tussen gronden waarbinnen gestort mag worden en waarbinnen dit niet is toegestaan. Er mag namelijk uitsluitend afval worden gestort binnen de op de kaart met de aanduiding "stort" aangegeven gronden, welke aanduiding niet geldt voor het fabrieksterrein. Aan het verzoek om medewerking te verlenen aan het uitbreiden van de voor het storten aangewezen gronden (met een oppervlakte van ruim 3 ha) ter plaatse van deze fabriek, kan naar onze mening evenmin worden tegemoet geko men. Hiervoor geldt -immers evenzeer dat dit zou afwijken van hetgeen in de van 20 augustus 1984 daterende vergunning ingevolge de Afvalstoffenwet (bouw- en sloopafval enz.) is aangegeven. Deze vergunning heeft namelijk op dit terrein geen betrekking. 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 353