Weliswaar zal er in deelgebied 9a een hoog percentage hoog
bouw gerealiseerd worden, maar wij menen hiervoor op vol
doende wijze te hebben aangegeven dat dit stedebouwkundig
verantwoord is, ja zelfs gewenst. In tegenstelling tot
reclamanten zijn wij voorts van mening dat er ook in het
bestemmingsplan voldoende gronden zijn aangevoerd voor
verhoging van de norm van vijf bouwlagen, hetgeen evenzeer
geldt voor verhoging van het percentage hoogbouw. Met
betrekking tot het bezwaar dat er bepaalde verwachtingen
zouden zijn gewekt, merken wij het volgende op.
Wanneer bij de gemeente geïnformeerd werd naar de toekom
stige bebouwing van het terrein aan de Gratingastinsis
steeds gezegd dat hier hoogbouw zou komen en dat gedacht
werd aan twee flats van respectievelijk 5 en 7-hoog met in
totaal 90 woningen. Dit heeft evenwel niet tot een accep
tabelplan geleid. In een later stadium zijn - zoals reeds
opgemerkt - plannen ontwikkeld voor twee flatgebouwen van
9-hoog met in totaal 84 woningen, die een slankere, minder
massieve verschijningsvorm krijgen, dus minder bebouwd
oppervlak op de begane grond. Van gewekte verwachtingen is
naar onze mening geen sprake, aangezien in bedoelde fase
nog duidelijk sprake was van planvorming en verder niets
was vastgelegd. Overigens zijn inzichten in de sfeer van de
ruimtelijke ordening aan verandering onderhevig.
Wat betreft het bezwaar dat realisering van hoogbouw zal
leiden tot waardevermindering van de laagbouw (planschade
claims), merken wij op dat een beroep kan worden gedaan op
artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening (schade
vergoedingsartikel)
Ten aanzien van het bezwaar inzake het tijdstip van terin-
zagelegging van het ontwerp-plan, merken wij op, dat in dit
opzicht de wettelijke voorschriften in acht zijn genomen.
Het is wel gebruikelijk dat terinzagelegging van plannen
tijdens en omstreeks de zomervakantie zoveel mogelijk
wordt vermeden.
Wij zijn het verder oneens met reclamanten wanneer zij
stellen, dat tijdens de informatie-avond/hoorzitting een
onjuiste voorstelling van zaken zou zijn gegeven wat be
treft het percentage hoogbouw.
Kortheidshalve verwijzen wij in dit opzicht naar hetgeen
hiervoor is opgemerkt en het verslag van bedoelde avond,
dat aan het ontwerp-plan is toegevoegd (hoofdstuk 9).
6
Wat betreft de opmerking van reclamanten, dat men nog niet
zo overtuigd is van de behoefte aan hoogbouw, merken wij
op, dat uit marktverkenningen is gebleken, dat er in prin
cipe voldoende belangstelling is voor dergelijke woonvor
men. Gelet op het vorenstaande, moeten de bezwaren naar
onze mening ongegrond worden geacht.
Tenslotte merken wij nog op dat in artikel 5 (woondoelein-
den klasse II) per abuis een maximum bouwhoogte is aan
gegeven van 20 meter in plaats van 25 meter. Bij de vast
stelling van het plan dient dit te worden gecorrigeerd.
Onder mededeling dat de Commissie voor Stadsontwikkeling U
in haar op 12 juni 1990 gehouden vergadering heeft gead
viseerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij U
voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegde concept-be
sluit
Leeuwarden, 14 juni 1990
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester
mw. ir. J.A. Lantermans Secretaris
7