terrein tussen Eewal en Voorstreek. Het betreft de tuinen achter de panden aan de Voorstreek. Hij is van mening, dat de tuinen en groen evenzeer gerekend kunnen worden te behoren tot het beschermd stadsge zicht. Naar aanleiding van dit bezwaar merken wij het volgende op. Het bestemmingsplan gaat ervan uit, dat op het parkeerterrein aan de Minnemastraat woningen gebouwd kunnen worden. Dit terrein is aangewezen voor "Woondoeleinden" (W), met dien verstande, dat indien - zoals in dit geval - het bouwvlak is voorzien van de aanduiding "p" de begane grond tevens mag worden aangewend ten behoeve van parkeren, terwijl de gronden gelegen achter de panden Voorstreek 3 t/m 13 zijn aangewe zen voor bijbehorend erf (bij Woondoeleinden). Het plan maakt het der halve mogelijk dat de begane grond tevens wordt aangewend voor parkeren, terwijl voorts parkeren kan plaatsvinden op bedoelde nog te verwerven gronden tussen Eewal en Voorstreek. Overigens zal er eerst naar ge streefd worden om dit binnenterrein voor parkeren in te richten wanneer een financieel haalbaar bouwplan voor de lokatie Minnemastraat kan wor den gerealiseerd en op de begane grond niet of in onvoldoende mate kan worden voorzien in de behoefte aan parkeerruimte. Mocht het derhalve komen tot een gehele of gedeeltelijke bebouwing van het parkeerterrein (begane grond), dan zal het parkeren geheel of gedeeltelijk op het bin nenterrein moeten plaatsvinden. Gelet op de plannen die er al geweest zijn, is het erg moeilijk om voor de lokatie Minnemastraat een finan cieel haalbaar woningbouwplan te ontwikkelen. Het is derhalve niet uit gesloten dat het binnenterrein nog jaren in de bestaande toestand kan blijven bestaan. Mocht het terrein nodig blijken voor parkeren, dan zal met de eigenaren moeten worden onderhandeld over verwerving. Wat betreft de opmerking van reclamant, dat tuinen en groen evenzeer gerekend kunnen worden te behoren tot het beschermd stadsgezicht, mer ken wij het volgende op. In artikel 1, onder f, van de Monumentenwet 1988 is het begrip "stads en dorpsgezicht" als volgt gedefinieerd: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruim telijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cul tuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Over de strekking van een beschermend bestemmingsplan is in de Memorie van Toelichting op de Monumentenwet 1988 gesteld dat niet moet worden beoogd een reconstructie van een verdwenen toestand - al kan zoiets in een enkel geval worden nagestreefd-noch een volledige bevriezing van de bestaande toestand. Met een aanwijzing wordt vooral beoogd dat schaal, sfeer en karakter van het historische geheel bewaard blijven. Een bestemmingsplan dat uit een aanwijzing voortvloeit, dient te zijn gericht op het weren van schaal- en sfeerverstorende elementen en ontwikkelingen, op het handhaven en zo nodig zorgvuldig aanpassen aan de moderne eisen van de architectonische en stedebouwkundig waardevolle objecten en op het eveneens met zorg inpassen van nieuwe elementen in het geheel van het te beschermen gebied. In het licht van het vorenstaande achten wij het verantwoord dat dit binnenterrein - mede gelet op de beperkte omvang - inderdaad wordt aan gewend voor parkeren, mits (hetgeen ook de bedoeling is) deze nieuwe functie met zorg wordt ingepast in het geheel van het te beschermen gebied (parkeren in het groen). Bij de inrichting zal een bijzondere zorgvuldigheid aan de dag worden gelegd ten aanzien van de karakteris tieke elementen die tot de aanwijzing hebben geleid, waarbij gedacht kan worden aan het maken van een kleinschalig, intiem milieu. Schaal, sfeer en karakter zullen dan ook zoveel mogelijk bewaard blijven. Overigens is het toekennen van een functie aan een binnenterrein ten behoeve van de aanliggende bebouwing niet nieuw, maar is dit streven ook reeds in bestemmingsplannen voor andere delen van de binnenstad tot uitdrukking gebracht, dit op grond van het uitgangspunt dat de leefbaar heid van de binnenstad bevorderd dient te worden, onder meer door te stre ven naar een aantrekkelijk fysiek klimaat. In dit verband merken wij nog op, dat bij het voeren van overleg over het concept-bestemmingsplan met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, even min naar voren is gekomen dat genoemde bestemming van dit terrein op bezwa ren zou stuiten. Integendeel, bij genoemde dienst stelt men zich op het standpunt, dat het feit dat het plan voorziet in een bebouwing op het par keerterrein aan de Minnemastraat als een aanmerkelijke verbetering van de huidige situatie beschouwd mag worden. Tijdens de behandeling van dit voorstel in de op 12 juni 1990 gehouden ver gadering van de Commissie voor Stadsontwikkeling is door verschillende leden een vraagteken geplaatst bij de functie parkeren, terwijl aandacht werd gevraagd voor het groene karakter van dit gebied. Tijdens deze vergadering is o.a. de suggestie gedaan aan dit terrein een groenbestemming te geven, waarbij o.a. parkeren mogelijk zou zijn. Naar aanleiding hiervan merken wij op, dat de bestemming van dit terrein (bij behorend erf) in relatie dient te worden gezien met de hoofdbestemming, namelijk Woondoeleinden (functie ten behoeve van de aanliggende bebouwing). Vanwege de planopzet moet een zelfstandige bestemming van dit terrein der halve ongewenst worden geacht. Gehoord de commissie, hebben wij er na her overweging evenwel geen bezwaar tegen, dat slechts een beperkt deel van dit terrein, namelijk maximaal 35% (eventueel) voor parkeren wordt ingericht. In samenhang met hetgeen wij hiervoor reeds hebben opgemerkt omtrent de toekomstige inrichting van dit terrein, menen wij dat de nadelige gevolgen van parkeren op deze plek, hierdoor vrijwel teniet zullen worden gedaan. Het bezwaar van de heer Dronrijp moet dus deels gegrond worden geacht. Hieraan kan worden tegemoet gekomen door het plan te wijzigen zoals is aangegeven in het (nieuwe) concept-besluit, dat voor U bij de stukken ter inzage ligt. Onder mededeling, dat de Commissie voor Stadsontwikkeling U in haar op 12 juni 1990 gehouden vergadering voor het overige heeft geadviseerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij U voor het bestemmingsplan "Over de Kelders/Minnemastraat" vast te stellen conform genoemd concept besluit. Leeuwarden, 14 juni 1990. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mw.ir. J.A. Lantermans Secretaris. -2-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 419