B. Kostentoerekening parkeren en verbeteren inzicht in de werke lijke kosten. 2 Beheer en exploitatie van gebouwde parkeervoorzieningen. In het kader van de organisatie van het parkeren heeft de werkgroep tevens aandacht geschon ken aan het beheer en de exploitatie van gebouwde parkeervoorzieningen. Zoals bekend is in de huidige situatie een parkeergarage (Zaailand) in beheer bij een stichting en één (Klanderij) in beheer bij de gemeente. Daarbij is overwogen, dat het op zichzelf niet veel verschil maakt of de gemeente al dan niet de eigendom en/of het beheer van c.q. over gebouwde parkeervoorzieningen heeft. Het is wél van belang, dat de gemeente voldoende zeggenschap heeft ten aanzien van de tarieven die worden gehanteerd. Vooral om het parkeergedrag in te kunnen bedden in het totale verkeers- en parkeerbeleid. In het rapport van de werkgroep wordt ervoor gekozen om het beheer van alle gebouwde parkeervoorzieningen onder te brengen bij de stichting. Dit tegen de achtergrond van een aantal met name genoemde voordelen, te weten: een meer slagvaardige en flexibele organisa tie en een goedkopere exploitatie. De slagvaardigheid komt met name tot uitdrukking bij het personeelsbeleid en op het gebied van onderhoud en reclame. Het belang van het vanuit één punt leiding kunnen geven aan beide garages wordt verder nog onderstreept door erop te wijzen dat de invloedssferen van beide garages in elkaar overlopen. Voorts wordt er voor gepleit om de zeggenschap van de gemeente binnen het stichtingsbestuur te vergroten en deze in overeenstemming te brengen met de financiële verantwoordelijkheid, zoals deze thans ter zake van het parkeergarage Zaailand bestaat. In de huidige situatie is de zeggenschap binnen de stichting nog gebaseerd op de mate waarin de participanten financiële risico's liepen in de aanloopfase van de garage Zaailand. Nu deze risico's inmiddels geheel bij de gemeente liggen, moet geconstateerd worden dat er sprake is van een scheve zeggen schapsverhouding. Ten aanzien van het bovenstaande hebben wij enige tijd geleden reeds besloten, dat het stichtingsbestuur zal worden voorgesteld het beheer van de parkeergarage Klanderij over te nemen. Dit evenwel onder voorwaarde van wijziging van de bestuurssamenstelling van de stichting en tevens met inachtneming van detachering van een medewerker van de gemeente bij de parkeergarage Klanderij. Het stichtingsbestuur heeft inmiddels laten weten met het vorenstaande in te kunnen stemmen. De concept-beheersovereenkomst komt eveneens in deze raadsvergadering aan de orde. Parkeercontrole. In het rapport wordt het standpunt ingenomen, dat de parkeercontrole als afzonderlijke en aan de reguliere gemeentepolitie toegevoegde taak voorlopig moet worden gehandhaafd. Verder wordt gesteld, dat het aantal parkeercontroleurs afhankelijk is van de gewenste betalingsbe reidheid. Het doel van het huidige parkeersysteem in de binnenstad is, dat het parkeergedrag zodanig wordt gereguleerd, dat wordt voldaan aan een aantal uitgangspunten welke zijn afgeleid van het ruimtelijke ordeningsbeleid: langparkeerders uit het centrum weren (naar terreinen aan rand binnenstad); bevorderen bereikbaarheid winkelcentrum voor kortparkeerders; - bevorderen gebruik fiets en openbaar vervoer; - bevorderen efficiënt parkeergedrag (minder parkeerplaatsen nodig); - ruimte creëren voor parkeren binnenstadbewoners. Het accepteren van een lage pakkans bij overtredingen leidt ertoe dat een aantal uitgangs punten onvoldoende wordt gerealiseerd (onnodig verkeer in centrum, langparkeerders op kortparkeerplaatsen, slechtere bereikbaarheid voor winkelbezoekers). Gezien de doelstellingen van het parkeerbeleid moet dan ook gestreefd worden naar een intensieve handhaving en een betere, flexibele controle-opzet, waarbij een betalingsbereidheid van 85-90% moet kunnen worden bereikt. Dit uitgangspunt kan worden gerealiseerd met handhaving van het huidige aantal van 13 parkeercontroleurs. Deze stijging van de betalings graad heeft tot gevolg, dat een meeropbrengst uit betaald parkeren kan worden verkregen. 3 Instellen parkeerfonds. Het begrip parkeerfonds kan op twee manieren worden gebezigd, te weten in enge zin en in ruime zin. Van een parkeerfonds in enge zin spreken wij, indien een gemeente op basis van artikel 258 van de Bouwverordening een fonds heeft ingesteld waarin (aspirant)bouwers een bedrag storten. Dit bedrag is nodig om de parkeerplaatsen te kunnen aanleggen, die deze bouwers niet zelf kunnen realiseren en welke nodig zijn om aan de extra parkeerbehoefte tengevolge van de voorgenomen bouw, te kunnen voldoen. De gemeente neemt de verplichting tot aanleg van deze parkeerplaatsen als het ware over en gebruikt hiertoe de in het fonds aanwezige middelen. Wij vinden het met de werkgroep gewenst, dat op de kortst mogelijke termijn tot instelling van een dergelijk parkeerfonds wordt overgegaan. Wij zullen hierop bij U terugkomen. Van een parkeerfonds in ruime zin spreken wij als netto-exploitatieresultaten van het parkeren niet dan wel tot een bepaalde omvang worden aangewend als algemeen dekkingsmiddel. De netto-exploitatieresultaten zijn dan ingekaderd in een "parkeerplan". De uitvoering van een dergelijk plan kan van een dermate hoge urgentie zijn, dat het zeer gewenst is resultaten uit het parkeren buiten de algemene middelen te houden. Enerzijds kan dit als positief worden ervaren omdat het legitiem lijkt baten uit het parkeergebeuren ook aan te wenden ten behoeve van het treffen van noodzakelijke parkeervoorzieningen. Anderzijds betekent het afzonderen van bepaalde inkomsten een zekere beperking van de integrale prioriteitenafweging. Wel dient te worden aangestipt dat aan uitgaven ten behoeve van het parkeren niet een absolute betekenis kan worden gehecht. In dat verband zij erop gewezen dat in de kostprijs van z.g. exploitatiegebieden de kosten van aanleg parkeervoorzieningen in beginsel in de grondprijs worden verdisconteerd. Het onderhoud en schoonhouden van dergelijke parkeer plaatsen komen weer voor rekening van de gemeente. Voor zover geen sprake is van afzonder lijke parkeerterreinen (bij winkelcentra b.v.) worden deze kosten betrokken in het kader van het onderhoud en schoonhouden van straten. De werkgroep onderkent de wenselijkheid van het instellen van een parkeerfonds in ruime zin. Overigens merkt de werkgroep op dat in het kader van het Plan van Aanpak parkeervoorzie ningen belangrijke aanzetten tot het realiseren van parkeervoorzieningen en de financiële inkadering daarvan zijn gedaan. In verband daarmee onderkent de werkgroep de noodzaak tot verdere inventarisatie van parkeerbehoeften op middellange tot langere termijn met een raming van de daaraan verbonden kosten. Een grove schatting van het aantal te realiseren parkeer plaatsen is als bijlage E aan het rapport van de werkgroep toegevoegd. Een meer gefundeerde onderbouwing is evenwel noodzakelijk. Hangende deze nadere onderbouwing acht de werkgroep het niet gewenst thans een nader advies uit te brengen over het instellen van een parkeerfonds in ruime zin en de omvang van een storting in het (eventueel) in te stellen parkeerfonds. Tijdens de discussie over de organisatie van het parkeren en de discussie omtrent de omvang van een eventueel jaarlijks in een parkeerfonds (in ruime zin) te storten bedrag, heeft de werkgroep het als een ernstig gemis ervaren, dat de kosten van het parkeren enerzijds niet overzichtelijk zijn gegroepeerd, maar bovenal dat zowel de begroting als de rekening een zeer ernstige vertekening geven inzake de werkelijke op de gemeente drukkende kosten van parkeren. De werkgroep meent dat door het overnemen van een aantal geformuleerde aanbeve lingen en adviezen omtrent een verbeterde presentatie en kostentoerekening het inzicht sterk wordt verbeterd. Vooruitlopend op mogelijke wijzigingen als gevolg van het gemeentelijk reorganisatieproces en aanwijzingen met betrekking tot het budgethouderschap, stelt de werk groep voor alle kosten en baten inzake het parkeren tot uitdrukking te brengen onder functie 210.02 van de gemeentebegroting. Omtrent de wenselijkheid van het tot uitdrukking brengen van kapitaallasten van investerin gen welke in het verleden ineens ter laste van fondsen en reserves zijn gebracht, zullen wij een standpunt bepalen nadat nader ambtelijk overleg heeft plaatsgevonden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 55