2 Opgemerkt wordt dat de Gemeenteraad reeds op 20 juni 1988 een voorbereidingsbesluit heeft genomen in verband met de reconstructie van (een gedeelte van) het wegvak Leeuwarden- Stiens. De werking van dit besluit is inmiddels geëxpireerd. Op 28 augustus 1989 heeft de Raad opnieuw een voorbereidingsbesluit, te weten het onderhavige en door reclamant bestreden besluit, genomen. De reden hiervoor was dat de reconstructie van de weg in gang was en er bovendien een bezwaarschriftenprocedure in het kader van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen liep. Deze procedure is het gevolg van een door reclamant bij Burgemeester en Wethouders ingediend bezwaarschrift. De commissie meent dat gelet op deze argumenten het niet als onredelijk moet worden beschouwd dat opnieuw een voorbereidingsbesluit als het onderhavige werd genomen. Immers ruimtelijk planologisch moet een verkeerstechnische verbetering van een gedeelte van de weg Leeuwarden-Stiens - nl. het gedeelte van de mr. P.J. Troelstraweg tussen (globaal) het kruispunt Vierhuisterweg-Keegsdijkje en de gemeentegrens (Tsjessingawei) - worden ingepast. Met betrekking tot de parkeerproblemen, die reclamant signaleert in verband met het bezoek van zijn zaak, merkt de commissie het volgende op. Tot voor kort was de situatie inderdaad dusdanig dat genoemde bezoekers parkeerden in de berm van de Troelstraweg. Deze situatie wordt door genoemde reconstructie ongedaan gemaakt. Dit sorteert ongetwijfeld effect op het bezoek van de zaak van reclamant, echter het parkeren in de berm van de onderhavige weg voor de reconstructie werd weliswaar gedoogd, doch moet worden beschouwd als een oneigenlijk gebruik van de desbetreffende berm. Het had op de weg van reclamant gelegen om zelf al reeds eerder te zorgen voor adequate parkeergelegenheid. Hij kan dan ook de gemeente in dezen geen verwijten maken. Hierbij wordt nog aangetekend dat de commissie slechts kan oordelen of het desbetreffende voorbereidingsbesluit planologisch gezien redelijk is. Afwegen van verkeerstechnische aspecten tegen elkaar kan in feite derhalve in deze procedure niet aan de orde zijn. Om deze reden gaat de commissie ook niet in op de verhouding tussen reclamant en de gemeente zoals deze in het verleden is geweest. Met betrekking tot reclamants bezwaarschrift tegen de verleende vrijstelling van het bestemmingsplan in verband met de gedeeltelijke reconstructie van het wegvak Leeuwarden- Stiens, besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 april 1989, kenmerk R.O.V. 5379 GV/TH, merkt de commissie het begrijpelijk te vinden dat dit college het oordeel van de Raad in de onderhavige bezwarenprocedure tegen het voorbereidingsbesluit afwacht. Gelet op het vorenstaande adviseert de commissie bovengenoemd bezwaarschrift tegen Uw besluit d.d. 28 augustus 1989 ongegrond te verklaren en overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit te beslissen. get. mr. J.J. Keuning, voorzitter, get. mr. P.J. Achterhof, secretaris. Nr. 1474. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het bezwaarschrift d.d. 7 oktober 1989, op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, van de heer A. Visser, namens de heer A.S. Faber, Troelstraweg 258 te Leeuwarden tegen zijn besluit d.d. 28 augustus 1989 nr. 11129; overwegende, dat het bezwaarschrift om advies in handen is gesteld van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften; dat de commissie in haar advies van 27 november 1989, bijlagenr. 49, hem adviseert reclamants bezwaarschrift ongegrond te verklaren; dat hij zich met de overwegingen en het advies van de commissie kan verenigen; gelet op de Wet Arob en de Procedureverordening Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften; BESLUIT: het bezwaarschrift d.d. 7 oktober 1989 van de heer A. Visser, namens de heer A. Faber te Leeuwarden ongegrond te verklaren. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 81