Daarvoor zijn normen ontwikkeld, aan de hand waarvan de
bouwplannen worden getoetst. Vestiging van kantoren e.d. ter
plaatse mag dus in principe niet leiden tot een verhoging van
de parkeerdruk. Bij de nieuwbouw van de Postbank aan de
Tesselschadestraat (momenteel in uitvoering) wordt eveneens
op eigen terrein in de behoefte aan parkeerruimte voorzien.
Daarnaast zal op het terrein aan de Harlingertrekweg een
aantal parkeerplaatsen worden aangelegd, ter vervanging van
parkeerplaatsen op het voormalige fabrieksterrein Benninga
(meer westelijk gelegen)Per saldo mag worden verwacht dat
meer medewerkers van de Postbank op eigen terrein kunnen
parkeren. Wij merken verder op, dat het plaatsen van parkeer-
meters op de Westersingel niet automatisch hoeft te betekenen
dat de parkeerdruk in de Fonteinstraat en de Vondelstraat
toeneemt. Wel kan daardoor het aantal langparkeerders toene
men; het aantal kortparkeerders zal afnemen.
Naar verwachting zullen voorts de voorgenomen verkeersmaatre
gelen in de Westerparkwijk geen overwegende invloed hebben op
het parkeergedrag in de straten rond het Fonteinland. Het
karakter van de Fonteinstraat en de Vondelstraat verandert
hierdoor niet wezenlijk. Eerder mag worden verwacht dat
doordat de Bildtsestraat en de Engelsestraat hun doorgaande
karakter zullen verliezen, althans een deel van de automobi
listen minder gauw in de Fonteinstraat terecht zal komen.
Recentelijk zijn achter de woningen aan de Fonteinstraat in
totaal 15 autoboxen gebouwd. Daarmee is in redelijke mate
voorzien in de behoefte aan parkeerruimte bij deze woningen.
Buiten kantooruren en in het weekeinde is voldoende parkeer
ruimte aanwezig voor bewoners en bezoekers. Ook overdag is
het vrijwel altijd mogelijk voor bewoners en bezoekers om hun
auto te parkeren in de Fonteinstraat.
Zonder in dit opzicht verwachtingen te willen wekken, merken
wij verder op, dat indien men van mening blijft dat e.e.a.
leidt tot waardevermindering van de woningen, een beroep kan
worden gedaan op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (schadevergoeding).
Wat betreft het feit dat de bewoners dringend verzoeken om
een oplossing voor hun problemen te zoeken, merken wij op,
dat deze vraag ook naar voren is gekomen tijdens de op 1
februari 1990 gehouden informatie-avond/hoorzitting over het
ontwerp-bestemmingsplan. Omdat de reactie hierop (opgenomen
in de toelichting bij het plan) goed weergeeft wat in dit
opzicht de bedoeling is, laten wij deze reactie hierbij
nogmaals volgen.
Het beleid is er primair op gericht parkeeroverlast in woon
straten, veroorzaakt door niet-bewoners zoveel mogelijk te
beperken c.q. te voorkomen. Teneinde aan dit beleid gestalte
te geven zullen op korte termijn concrete voorstellen worden
ontwikkeld. Een eerste aanzet hiertoe is gegeven door de
Parkeer- en Parkeergeldverordening te wijzigen (1989), waar
bij juridische mogelijkheden zijn geschapen om parkeerregule-
rende maatregelen te treffen in het gebied gelegen tussen de
binnenstad en de rondweg.
4
Hierdoor ontstaat de mogelijkheid betaald parkeren in te
voeren. Ook het instellen van vergunningparkeren behoort nu
tot de mogelijkheden. In de komende tijd zullen concrete
beleidsmaatregelen worden ontwikkeld met betrekking tot het
terugdringen van het autoverkeer, met name van het woon-werk
verkeer van en naar Leeuwarden. Een van de belangrijkste
instrumenten daarbij is het parkeerbeleid. Uitbreiden van
betaald parkeren op plaatsen waar nu nog gratis geparkeerd
wordt en het verlagen van het parkeeraanbod bij het werk zijn
in dat kader reële opties. Dergelijke maatregelen zullen de
parkeerdruk in omliggende straten aanmerkelijk kunnen doen
toenemen. Teneinde in dit opzicht problemen te voorkomen
zullen, in de fase voorafgaand aan het uitbreiden van betaald
parkeren, dan ook parkeermaatregelen worden ontwikkeld voor
de woonstraten. Hierbij kan worden gedacht aan het instellen
van parkeerverboden in combinatie met het verstrekken van
parkeervergunningen aan bewoners en andere belanghebbenden en
het intensiveren van de parkeercontroleHet zal duidelijk
zijn dat oplossingen in de trant van een parkeerdek op of
bijv. parkeren onder het Fonteinland niet passen in het
streven om het autogebruik terug te dringen. Een parkeerdek
zou bovendien haaks staan op de stedebouwkundige uitgangspun
ten van het plein en een parkeervoorziening onder het plein
zou onevenredige hoge kosten met zich meebrengen.
Gelet op het vorenstaande, zijn wij van mening, dat bedoelde
bezwaren ongegrond moeten worden geacht.
Onder mededeling, dat de Commissie voor Stadsontwikkeling U
in haar op 9 oktober 1990 gehouden vergadering heeft gead
viseerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij U
voor het bestemmingsplan "Fonteinland" vast te stellen con
form bijgevoegd ontwerp-besluit
Leeuwarden, 11 oktober 1990
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester
mw. ir. J.A. Lantermans Secretaris
5