Brief d.d. 23 juli 1990 van de heren Kuipers en Stello betref
fende een wettelijke bekrachtiging van een duurzame relatie
tussen personen van hetzelfde geslacht.
Bijlage nr. 260
Aan de leden van de Gemeenteraad.
In hun brief van 23 juli 1990, stellen de heren Kuipers en
Stello de volgende vragen:
1. Vindt Uw college dat een wettelijke bekrachtiging van
een duurzame relatie tussen personen van hetzelfde ge
slacht in principe mogelijk moet zijn?
2. Beschouwt U dit louter als een taak van de landelijke
politiek, of meent U als gemeentebestuur hierin ook Uw
eigen verantwoordelijkheid te hebben.
3. Is Uw gemeente in dat geval bereid een verzoek daartoe
van onze kant welwillend te benaderen? Wij zijn bereid
naar Uw gemeente te verhuizen.
Wij stellen ons voor de brief als volgt te beantwoorden.
Op de eerste vraag kan geantwoord worden, dat wij van mening
zijn dat dit mogelijk moet worden. Al op een eerder moment, na
melijk per brief d.d. 16 maart 1990, hebben wij dit standpunt
medegedeeld aan de Minister-President, drs. R.F.M. Lubbers. De
brief eindigde met een beroep op de Minister-President en het
Kabinet om wetgeving te ontwikkelen die aan ongelijke behande
ling van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen een einde
maakt. Daarbij werd de opmerking geplaatst dat deze rechten
geïndividualiseerd dienen te worden en niet uitsluitend voorbe
houden dienen te zijn aan een samenlevingsvorm, te weten het
huwelijk.
Het antwoord op deze brief werd geschreven door de Minister van
Justitie omdat o.a. in overleg met de Minister-President werd
geoordeeld dat de kwestie op het beleidsterrein van het Minis
terie van Justitie ligt. De uitbreiding van de wetgeving die
het mogelijk zou maken om homoseksuele mannen en lesbische
vrouwen in de gelegenheid te stellen een huwelijk te laten
registreren, wordt afgewezen op grond van het ontbreken van
draagkracht hiervoor in de samenleving. Wel geeft de minister
aan dat "genoemde relaties wel degelijk de aandacht van de wet
gever hebben, maar dan in het bredere, meer algemene verband
van buitenhuwelijkse samenlevingsvormen"Een teleurstellend
antwoord vinden wij, omdat het weinig concreet op de essentie
van het gestelde verzoek ingaat en de toekomst in handen legt
van "de wetgever", zij het zonder uitzicht op termijnen en zon-
1