der de zo nodige duidelijkheid in hoeverre feitelijke gelijkbe rechtiging politiek wordt ondersteund. Op Uw tweede en derde vraag zouden wij het volgende antwoord willen geven. Wij vinden dat het gemeentebestuur hierin inder daad een eigen verantwoordelijkheid heeft. Wij verwachten met een symbolische actie de politieke discussie plaatselijk op gang te brengen en vandaar uit de discussie richting Tweede Ka mer te ondersteunen. In onze vergadering van 28 augustus 1990 hebben wij dan ook be sloten om met meerdere gemeenten de mogelijkheid te onderzoeken om gelijktijdig een symbolische actie te ondernemen. Alhoewel ons bekend is dat sommige gemeenten ook een wettelijke bekrachtiging overwegen, hebben wij daarvoor niet gekozen. De ambtenaar Burgerlijke Stand die overgaat tot bekrachtiging van een dergelijke verbintenis, loopt door die handeling een aanne melijke kans op strafvervolging, zoals ons is gebleken uit o.a. de uitgebreide juridische verkenning van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten. Wij vinden het onjuist de eerste ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Leeuwarden te vragen zich aan dit risico bloot te stellen. Dit afgezien van de omstandigheid dat de formele bevoegdheid tot een wettelijke bekrachtiging in han den ligt van de desbetreffende ambtenaar zelf en niet bij het gemeentebestuur Wij willen de mogelijkheid tot een symbolische actie dus onder zoeken. De gemeente Beverwijk heeft inmiddels op zich genomen om te inventariseren welke gemeenten een actie overwegen. Het ligt in de lijn der verwachting dat vervolgens op enig moment er een gezamenlijk overleg van een aantal gemeenten zal plaats vinden. In dat overleg zullen wij ons standpunt kenbaar maken. Inzet van ons zal daarbij zijn een gemeenschappelijk en zo mo gelijk gelijktijdig optreden van de gemeenten die in actieve zin stappen willen ondernemen. Tot zover ons antwoord op de brief Wat betreft de motivering van ons standpunt verwijzen wij naar de uitspraken van de Rechtbank in Amsterdam (december 1989) en het Gerechtshof in Den Haag (juni 1989). De Rechtbank in Am sterdam komt tot de volgende uitspraak: "Uit de wetsgeschiede nis en het stelsel van wettelijke bepalingen volgt echter dat de wetgever het verschillend geslacht van huwelijkspartners als vanzelfsprekend heeft beschouwd. Op grond hiervan kan uit het niet expliciet opnemen van een bepaling omtrent het geslacht niet worden afgeleid dat in het huidige wettelijke stelsel een huwelijk ook tussen paren van hetzelfde geslacht mogelijk is". In de uitspraak kwam naar voren dat ook is gekeken naar rege lingen in Denemarken en Californië en is gebleken dat deze bij wet in het leven zijn geroepen en dat daarbij is gekozen voor van het huwelijk afwijkende systemen met eigen voorwaarden en rechtsgevolgen. 2 In beide rechtszaken wordt ook verwezen naar mogelijke ver strekkende gevolgen: "Toewijzing van het vonnis zou voorts - in de voor de rechtbank niet te overziene mate - gevolgen hebben voor tal van maatschappelijke- en rechtsverhoudingen. Het gaat de taak van de rechter te buiten al deze gevolgen afzonderlijk te beoordelen en daaromtrent te beslissen." Amsterdam), en "Het zou er immers toe leiden dat buiten de democratische be sluitvorming om, eens en voor al wijziging zou worden gebracht in een complexe materie, die gebaseerd is op een in de gehele westerse wereld hecht verankerd, reeds eeuwen bestaand en door velen nog steeds als hoogst vanzelfsprekend beschouwd beginsel dat alleen tussen man en vrouw een huwelijk mogelijk is. Het geen appellante verlangt, is in ons staatsstelsel dan ook bij uitstek het terrein van de wetgever." (Den Haag). Uit deze motiveringen hebben wij de conclusie getrokken dat het langs juridische weg bereiken van een wettelijke bekrachtiging geen zin heeft. De rechters geven ook aan dat de maatschappe lijke gevolgen zo breed zijn, dat er voor dergelijke verbinte nissen een nieuwe wettelijke vorm moet worden gezocht en ver wijzen ons inziens dan ook terecht naar de wetgever, lees de politiek. Vandaar ook dat wij vooralsnog kiezen voor een "sym bolische actie", die de bedoeling heeft een politieke menings vorming op gang te brengen en met meer aandrang dan tot dusver het geval was. Mocht de situatie zo worden dat een groot aantal gemeenten tot enige vorm van wettelijke bekrachtiging overgaat, dan kan het effect van het houden van een symbolische actie in een ander licht komen te staan, omdat de politieke opinievorming dan wel licht langs andere wegen op gang komt. Dit kan leiden tot her overweging van het standpunt van het college aangaande het overgaan tot een symbolische actie. Onder vermelding dat de Commissie voor Emancipatie-aangelegen- heden op 28 augustus 1990 zich in meerderheid in de voorgelegde gedragslijn kon vinden, stellen wij U voor de heren Kuipers en Stello overeenkomstig te besluiten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 171