waarbij jongeren in leeftijd vóór ouderen gaan.
2. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer
het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij
de verlening van ontslag van de rangorde bedoeld in het
vorige lid, worden afgeweken, met dien verstande, dat,
indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe
aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf
vastgesteld en aan de belanghebbende kenbaar gemaakt
plan.
3. Het plan wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigin
gen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voor zover
deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zo
danige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.
i
Artikel 3.
1. Ontslag van in vaste dienst aangestelde adjunct-direc
teuren op grond van opheffing van de school of de be
trekking, dan wel wegens zodanige verandering in de in
richting van het onderwijs of de dienst van de school,
dat de werkzaamheden van een of meer adjunct-directeuren
overbodig worden, geschiedt in de volgende rangorde:
a. zij, die zulks wensen;
b. zij, die de minste werkelijke diensttijd hebben,
waarbij jongeren in leeftijd vóór ouderen gaan.
2. Degene, die als plaatsvervangend directeur is aange
steld, vloeit als laatste der adjunct-directeuren af,
ongeacht zijn diensttijd.
3. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer
het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij
de verlening van ontslag van de rangorde bedoeld in het
eerste en tweede lid, worden afgeweken, met dien ver
stande, dat de omvang van de voorgenomen afvloeiing
daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een be
paald vooraf vastgesteld en aan de adjunct-directeuren
kenbaar gemaakt plan.
4. Het plan wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigin
gen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voor zover
deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zo
danige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.
Artikel 4.
Voor zover toepassing van artikel 3, eerste lid onder b en
tweede lid, voor de adjunct-directeuren die op 31 maart 1985 en
1 april 1985 in vaste dienst aan de school waren verbonden,
4
leidt tot een wijziging in de onderlinge afvloeiingsvolgorde
zoals deze gold op 31 maart 1985, geschiedt de afvloeiing in de
op 31 maart 1985 geldende volgorde.
PARAGRAAF 3. HET SLAUERHOFF COLLEGE VOOR MAVO/HAVO/ATHENEUM.
Artikel 5
1. Per 1 augustus 1990 is door het bevoegd gezag een proto
col vastgesteld.
2. Het protocol is als volgt tot stand gekomen:
per 31 juli 1990 zijn de afvloeiingsvolgordes
vastgesteld van de Perkschool voor mavo te Leeu
warden en het Slauerhoff College voor havo/athe
neum te Leeuwarden, voorheen de Rijkscholengemeen
schap voor havo/atheneum (RSG);
deze volgordes zijn vervolgens in elkaar geschoven
in de verhouding 1 2 (Perkschool: Slauerhoff
College) ten aanzien van de zgn. FlO-formatie
te beginnen bij mevrouw I. Bakker van het Slauer
hoff College en in de verhouding 1 3 (Perk
school: Slauerhoff College) ten aanzien van de
formatie onderwijsondersteunend personeel (OOP),
te beginnen bij mevrouw M. Krips van het Slauer
hoff College;
deze verhouding is als volgt tot stand gekomen:
FlO-formatieleerlingen onderbouw Slauerhoff Col
lege en leerlingen Perkschool in verhouding tot
elkaar;
OOP-formatieleerlingen betrokken scholen in ver
houding tot elkaar.
3. Op het protocol figureren de belanghebbenden die op
31 juli 1990 benoemd zijn aan het Slauerhoff College
voor havo/atheneum en de Perkschool voor mavo en die op
1 augustus 1990 zijn benoemd aan het Slauerhoff College
voor mavo/havo/atheneum te Leeuwarden.
4. De belanghebbenden als bedoeld in het derde lid, niet
zijnde plaatsvervangend of adjunct-directeur, die per of
na 1 augustus 1990 worden benoemd in een andere sector
komen eveneens op het protocol van die sector te figure
ren, waarbij hun plaats wordt bepaald met inachtneming
van het op 31 juli 1990 geldende diensttijdbegrip. De
belanghebbende wordt dan geschrapt van het protocol waar
hij reeds op figureerde.
5. De belanghebbenden als bedoeld in het derde lid, zijnde
plaatsvervangend of adjunct-directeur, die per of na
1 augustus 1990 worden herbenoemd als leraar komen even
eens op het protocol van de sector waarin ze worden be
noemd te figureren, waarbij hun plaats wordt bepaald met
inachtnemening van het op 31 juli 1990 geldende dienst
tijdbegrip. De belanghebbende wordt dan geschrapt van
het protocol waar hij reeds op figureerde.