c. vrees dat het pleintje ten behoeve van het wassen van auto's en het uitvoeren van reparaties wordt gebruikt, waardoor er niet meer gespeeld kan worden alsmede vrees voor het verloren gaan van privacy en voor daling van de waarde van omringende woningen; d. vrees voor het gebruik van het pleintje als voetbalveld met het risico dat de deuren als goals gaan fungeren alsmede vrees voor het aantasten van het leefmilieu en voor het eventueel stallen van auto's op het pleintje zelf Naar aanleiding van deze bezwaren merken wij het volgende op. ad a De desbetreffende steeg heeft een breedte van plm. 2.50 m. Wij achten deze maatvoering toereikend om met een auto de geprojecteerde garages te bereiken. Gelet op het incidentele gebruik dat door de gebruikers van de garages van deze steeg zal worden gemaakt, zien wij geen grond voor het ontstaan van reële conflicten met andere gebruikers van de steeg. Niet gesproken kan immers worden van een af en aan rijden van auto's door deze steeg. Bij normale oplettendheid behoeft voor een onveilige en ongewenste situa tie niet te worden gevreesd. Evenmin zien wij - gelet op de aard en omvang van het gebruik - aanleiding voor de veronder stelling, dat er plaatse verzakkingen van gebouwen zullen optreden. ad b Zoals gezegd zal de betrokken steeg niet in die mate worden gebruikt, dat er sprake is van een frequent heen en weer rijden met auto's. Gezien de aard van het gebruik achten wij het niet aannemelijk, dat een onevenredige toename van geluid en stank zal optreden ten aanzien van belendende percelen. Wij achten dan ook geen reële grond aanwezig om te conclude ren, dat het leefklimaat ter plekke in betekende mate zal verslechteren. ad c Wat de vrees voor het gebruik van het pleintje ten behoeve van het wassen van gestalde auto's en het uitvoeren van reparaties daaraan betreft, merken wij op, dat deze activi teiten ook thans niet zijn verboden. Zo deze activiteiten ter plaatse al zullen worden verricht, dan zijn deze van tij delijke aard en omvang. Voorts wordt op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, dat door het realiseren van een aantal garages de waarde van de omringende woningen zou dalen. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen, dat het in een stedelijke omgeving geen ongebruikelijke aangelegenheid is om garages op binnenterreinen te realiseren. Ook anderszins wordt niet aangetoond, dat door het gebruik van de desbetreffende steeg steeg het uitoefenen van even tuele rechten van derden op deze steeg onmogelijk zou worden gemaakt danwel in aanzienlijke mate zou worden bemoeilijkt. Gelet op het karakter van de beoogde bouwwerken achten wij het niet aannemelijk, dat door de aanwezigheid ervan de pri vacy in onevenredige mate in het gedrang zou komen. ad d Het gedrag van mensen voor wat betreft het gebruik van objec ten kan niet via een planologische maatregel worden geregu leerd. Voorzover ergens een vorm van onacceptabele hinder wordt geproduceerd door menselijk handelen, dan zal zulks zijn oplossing moeten vinden via de op de openbare orde betrekking hebbende instrumenten. Ten aanzien van het even tueel stallen van auto's buiten de garages merken wij op, dat zulks ook thans niet is verboden, aangezien ter plaatse geen verkeersbeperkende maatregelen gelden. Wij zien geen grond voor de veronderstelling, dat betrokkenen hun eigen auto op het pleintje zullen stallen in plaats van in de garage. Wij komen tot de conclusie dat de bezwaren tegen de geprojec teerde garages niet van zodanig zwaar gewicht zijn, dat de realisering ervan uit planologisch oogpunt als onaanvaardbaar zou moeten worden bestempeld. Wij vestigen er nogmaals de aandacht op, dat het regelmatig voorkomt, dat garages op min of meer besloten locaties worden gesitueerd. De aard van het gebruik van het pleintje is thans niet van dien aard, dat de verkoop van de strook grond benodigd voor de realisering van dit project niet verantwoord zou zijn. De verkoop ervan is vervolgens niet strijdig met het beleid dat ten aanzien van de verkoop van strookjes groen wordt gevoerd. Alhoewel niet ontkend kan worden, dat in de omliggende straten ruimte is om de auto buiten op straat te parkeren, menen wij dat het evenzeer een reële wens is om een auto op een beschutte plaats te stallen zo daartoe de mogelijkheden bestaan danwel kunnen worden gecreëerd. Het is immers een bekend fenomeen, dat er regelmatig ver nielingen worden gepleegd aan in de buitenlucht gestalde auto's. De belangen afwegende menen wij, dat de geopperde bezwaren niet van een zodanige importantie zijn, dat het volgen van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zou moeten worden afgewezen. Hiervoor is het noodzakelijk, dat voor het desbetreffende perceel een voorbereidingsbesluit wordt genomen. Dit opent de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de vigerende voorschriften behorende bij het van kracht zijnde bestem mingsplan "'t Nijlën" en de gevraagde vergunning te verlenen na ontvangst van een daartoe vereiste verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten van Friesland. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 188