I KT-.
Wijzigingen afvloeiingsregelingen onderwijspersoneel primair
openbaar onderwijs
Bijlage nr. 207
Aan de leden van de Gemeenteraad.
Op 22 april 1985 en 24 juni 1985 heeft U de "Verordening be
treffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend per
soneel van de openbare scholen voor basisonderwijs" respectie
velijk de "Verordening, betreffende de volgorde van afvloeiing
van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs" vastgesteld.
In deze verordeningen wordt bij de bepaling van het begrip
diensttijd geen rekening gehouden met de tijd, die een lid van
het onderwijzend personeel heeft besteed aan het verzorgen van
tot zijn huishouden behorende 0- tot 4-jarige, eigen-, stief-
of pleegkinderen.
De verzorgingstijd is tot op heden niet ingevoerd omdat ten
tijde van het opstellen van de Afvloeiingsregeling nogal wat
onduidelijkheid bestond over de wijze waarop de verzorgingstijd
afg&grensd zou moeten worden alsmede de maximum en minimum mee
te tellen verzorgingstijd
Inmiddels is op centraal niveau met de vakorganisaties overeen
stemming over de invoering van de verzorgingstijdals onder
deel van het begrip diensttijd, bereikt. De reden om verzor
gingsti jd op te nemen in het begrip diensttijd is de volgende.
De verzorging van kleine kinderen is met name voor vrouwen een
reden om hun deelname aan het arbeidsproces uit te stellen, dan
wel - tijdelijk - uit het arbeidsproces te treden. Door het op
nemen van de verzorgingstijd in het begrip diensttijd wordt
daarvoor in de sfeer van de bepalingen met betrekking tot de
ontslagvolgorde enige compensatie geboden.
De maatregel gaat uit van het gegeven dat een kind vanaf 4 jaar
toegang heeft tot de basisschool, waardoor de ouders niet meer
gedurende de gehele dag de verzorging hebben en meer vrijheid
krijgen om opnieuw in het arbeidsproces te treden.
Voor het meetellen van de verzorgingstijd als diensttijd is een
grens gesteld.