Voor de verzorging van één kind kan - gelet op het vereiste dat
het om 0- tot 4-jarige kinderen moet gaan - maximaal 4 jaar als
diensttijd worden meegeteld. Voor de verzorging van twee of
meer kinderen kan maximaal zes jaar de diensttijd worden meege
teld. Voor de begrenzing van het aantal jaren van de diensttijd
mee te tellen tijd, besteed aan de verzorging van twee of meer
kinderen, is gekozen omdat anders onevenwichtigheid zou ont
staan ten opzichte van diegenen, die een ruime daadwerkelijke
diensttijd hebben. Hoewel in dat verband elke grens in zekere
zin arbitrair is, is uiteindelijk in overleg met de centrales
van overheidspersoneel voor een grens van 6 jaar gekozen.
De begripsbepaling omtrent de verzorgingstijd is zodanig gefor
muleerd dat niet bepaald is dat de tijd uitsluitend besteed
moet zijn aan het verzorgen van de kinderen, d.w.z. dat iemand,
die bijv. vrijwilligerswerk doet of studeert wel in aanmerking
komt voor verzorgingstijd.
Gezien de aard van de regeling - nlcompensatie bieden aan
diegenen die in verband met het verzorgen van kinderen deelname
aan het arbeidsproces uitstellen, dan wel uit het arbeidsproces
treden - kan de belanghebbende, indien hij tezelfdertijd een
betaalde betrekking aanhoudt, c.q. aanvaardt, geen aanspraak op
de verzorgingstijd maken.
De invoering van de verzorgingstijd zal geschieden met terug
werkende kracht en met een protocolbepaling. Het met terugwer
kende kracht invoeren van de verzorgingstijd als onderdeel van
het begrip diensttijd, betekent dat het onderwijzend personeel
dat reeds voor de wijziging van de Afvloeiingsregeling tijd
heeft besteed aan het verzorgen van kinderen, die tijd kan la
ten meetellen (tot een maximum van 6 jaar).
Ten einde de verzorgingstijd met terugwerkende kracht op een
zorgvuldige wijze in te voeren - waarbij recht gedaan wordt aan
de verworven rechten van het personeel - is het van belang dat
in de Afvloeiingsregeling een overgangsregeling wordt getrof
fen.
Deze overgangsbepaling c.q. protocolbepaling is zodanig gefor
muleerd dat de invoering van de verzorgingstijd geen invloed
heeft op de onderlinge afvloeiingssituatie van het aan dezelfde
school verbonden personeel.
De effecten van de inhaaloperatie voor m.n. vrouwen zullen in
eerste instantie gering zijn, omdat de onderlinge afvloeiings
volgorde van het zittend personeel geen wijziging ondergaat en
omdat de mobiliteit van het onderwijzend personeel niet groot
is
Mede gelet op het feit dat de verzorgingstijd ook is opgenomen
in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en het Algemeen
2
Ambtenarenreglement (AAR) en de Afvloeiingsregeling rijksscho
len WVO, zijn wij van oordeel dat de verzorgingstijd onder het
begrip diensttijd dient te worden gebracht.
Omdat de Afvloeiingsverordening voor het speciaal en voortgezet
onderwijs nagenoeg uniform is aan de Afvloeiingsverordening
voor het basisonderwijs, kan naar ons oordeel worden volstaan
met één Afvloeiingsverordening voor het onderwijzend personeel,
verbonden aan de basisscholen en scholen voor speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs.
Gelet op bovenstaande stellen wij U voor over te gaan tot vast
stelling van de verordening overeenkomstig bijgevoegd concept
en tot intrekking van de Afvloeiingsverordening voor het basis
onderwijs en de Afvloeiingsverordening voor het speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs.
De Raadscommissie voor Onderwijs en Samenlevingszaken adviseert
U, na schriftelijk te zijn gehoord, in te stemmen met het voor
stel
Leeuwarden, 16 augustus 1990.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mw.ir. J.A. Lantermans Secretaris.
3