5. DEKKING BOUWKREDIET Als gevolg van de hierboven omschreven hogere lasten van zowel de restauratie als de inbouw, is een dekkingspro bleem ontstaan. Immers in de reeds vaker genoemde raads- brieven die op 2 april 1990 door Uw Raad zijn behandeld was zowel de dekking voor het restauratiekrediet als de dekking voor het inbouwkrediet aangegeven. In afwijking van het in die raadsbrieven ter zake gestelde, brengen wij thans het volgende onder Uw aandacht. a. Dekking restauratiekrediet In de raadsbrief, bijlage nr. 98, was de dekking van het restauratiekrediet van rond 1.600.000,als volgt geregeld rijksbijdrage (80%) 1.280.000, provinciale bijdrage (10%) 160.000, bijdrage gemeente (10%) i160000 1.600.000,— Aangezien de rijksbijdrage betrekking had op de van rijkswege toegezegde budgetten voor 1990, 1991 en een klein deel van 1992 en het streven erop is gericht de restauratie voor 1 september 1991 af te ronden, is met voorfinancieringskosten via het Nationaal Restauratie fonds rekening gehouden. Hiervoor is een bedrag van rond 100.000,gereserveerd. Ook dit laatste bedrag komt voor rekening van de gemeente. Het totaal bedrag van 260.000,kon gedekt worden door gebruik te maken van een speciaal fonds. Voor het thans benodigde restauratiekrediet ad 3.130.300,kan de dekking als volgt worden aan gegeven. rijkssubsidie monumentenzorg 80% van 3.130.300,— f 2.504.240,— provinciaal subs, monumentenzorg 10% van 3.130.300,— 313.030, gemeentelijk aandeel: - Fonds zadel 260.000, - Stadsvernieu wingsfonds f 53030 313.030.— f 3.130.300.— 6 Gesteld moet worden dat de onderhandelingen met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg omtrent de hoogte van de subsidiabele kosten nog niet zijn afgerond en dat derhalve enig voorbehoud moet worden gemaakt m.b.t. de berekening van de subsidies van Rijk en provincie. Gelet op het tot nu toe gevoerde overleg, achten wij bovenge noemde cijfers zonder meer reëel. Met betrekking tot het provinciale subsidie merken wij op, dat dit rijksvolgend is en toekenning van rijkssub sidie ook een evenredig provinciaal subsidie tot gevolg heeft Ten aanzien van de in het dekkingsplan opgenomen bijdra ge uit het Stadsvernieuwingsfonds, menen wij nog het volgende onder Uw aandacht te moeten brengen. In onze raadsbrief inzake de cascorestauratie van de Westerkerk (bijlage nr. 98) hebben wij aangegeven dat de Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing de finan ciering van restauraties als deze niet toestaat. Dit is op zich juist. Het staat het gemeentebestuur echter vrij, om daar waar de verordening niet kan worden toege past, een aanvullende bijdrage te verstrekken uit het Stadsvernieuwingsfonds. In dit geval achten wij het ver antwoord, te meer daar de restauratie van de Westerkerk een belangrijke bijdrage levert aan de functionele en monumentale verbetering van het historisch karakter van het oudste deel van de binnenstad van Leeuwarden. Zoals ook reeds is aangegeven bij de dekking van het oorspronkelijke restauratieplan, dient een deel van de rijksbijdrage voorgefinancierd te worden. Indien ervan uitgegaan wordt dat de restauratie duurt tot 1 september 1991 en de eindverantwoording door eerdergenoemde rijks dienst wordt goedgekeurd, dan is het in principe moge lijk dat per 1 januari 1992 de slotbetaling kan plaats vinden. De Stichting Nationaal Restauratiefonds berekent de voorfinancieringskosten, uitgaande van een renteper centage van 9,5, op 70.000, Voorgesteld wordt het restauratiekrediet met 70.000, te verhogen tot 3.200.300,en ook deze voorfinancie ringskosten te dekken ten laste van de middelen voor stads- en dorpsvernieuwing waardoor de onttrekking uit dit fonds ten behoeve van de Westerkerk in totaal 123.030,— 53.030,— 70.000,—) zal bedragen. 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 279