kei 3 een lijst op die de onderlinge afvloeiingsvolgor
de op 1 augustus 1990 aangeeft van de belanghebbenden
die op 31 juli 1990 als lid van het onderwijsondersteu
nend personeel aan de betrokken school verbonden zijn èn
op 1 augustus 1990 aan de desbetreffende school in vaste
dienst zijn aangesteld.
2. De belanghebbende die overeenkomstig de artikelen 2 en 3
voor afvloeiing in aanmerking komt, wordt voor ontslag
overgeslagen, indien deze op het protocol een hogere dan
de laatste plaats inneemt.
3. Het tweede lid is niet van toepassing op de belangheb
bende die aan het bevoegd gezag schriftelijk te kennen
heeft gegeven geen bezwaar tegen afvloeiing te hebben.
Bij beëindiging van de door het bevoegd gezag verstrekte
aanstelling aan de desbetreffende school, vervalt de
plaats van de belanghebbende op het verzorgingsprotocol
van de desbetreffende school.
Artikel 5 Hardheidsclausule
1. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het
belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de
verlening van ontslag van de overeenkomstig de artike
len 2, 3 en 4 bepaalde volgorde worden afgeweken, met
dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen
afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar
een bepaald vooraf vastgesteld en aan belanghebbenden
kenbaar gemaakt plan.
2. Aan het bepaalde in het vorige lid wordt voor zover het
omvangrijke afwijkingen betreft slechts uitvoering gege
ven na overleg met belanghebbenden en na de daarvoor in
aanmerking komende personeelsvakorganisaties en de Mede
zeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke Medezeggen
schapsraad te hebben gehoord.
Artikel 6 Overgangsbepaling
Voor de belanghebbende die op 31 juli 1990 en op 1 augustus
1990 aan de school is aangesteld wordt, als tot op dat moment
opgebouwde diensttijd alleen die diensttijd in aanmerking geno
men welke reeds bij het bevoegd gezag bekend is, alsmede de
diensttijd welke alsnog bij het bevoegd gezag wordt opgegeven
binnen drie maanden na de uitnodiging daartoe door het bevoegd
gezag.
Artikel 7 Wijziging verordening
Burgemeester en Wethouders leggen elk wijzigingsvoorstel van
deze verordening voor overleg voor aan de daarvoor in aanmer
king komende personeelsvakorganisaties en ter kennisneming aan
6
de betrokken Medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke
Medezeggenschapsraad, alvorens zij dit voorstel ter vast
stelling aan de Gemeenteraad voorleggen.
Artikel 8 Slotbepaling
1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Afvloeiings
regeling onderwijsondersteunend personeel (voortgezet)
speciaal onderwijs" en treedt in werking op 1 juli 1990,
met uitzondering van artikel 1 onder 3-r en onder 7 en
de artikelen 4 en 6. Artikel 1 onder 3-r en onder 7 en
de artikelen 4 en 6 treden in werking op 1 augustus
1990.
2. Een exemplaar van deze verordening, alsmede een exem
plaar van het eventueel van toepassing zijnde protocol
voor de desbetreffende school, worden aan belanghebben
den uitgereikt. Aan personeelsleden die in dienst treden
worden deze exemplaren tegelijk met het aanstellingsbe
sluit uitgereikt.
3. Burgemeester en Wethouders dragen er zorg voor dat een
exemplaar van deze verordening in elke openbare school
voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs steeds op
een voor belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage
ligt. Tevens dragen Burgemeester en Wethouders er zorg
voor dat een exemplaar van het eventueel van toepassing
zijnde protocol voor de desbetreffende school steeds op
een voor belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage
ligt.
II
met ingang van 1 juli 1990 in te trekken de "Verordening be
treffende de volgorde van afvloeiing van niet-onderwijzend per
soneel verbonden aan de scholen voor (voortgezet) speciaal on
derwijs", vastgesteld d.d. 23 juni 1986.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
7