Vaststellen van een voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het perceel Begonia
straat 28 te Leeuwarden
Bijlage nr.204
Aan de leden van de Gemeenteraad.
Bij beschikking van 22 december 1989, nr. B 424/89 hebben wij
aan W. Timmermans te Leeuwarden vergunning verleend voor het
vergroten van een woning op het perceel Begoniastraat 28,
alhier. Na een hiertegen ingediend bezwaarschrift door de
eigenaar/bewoner van het naastgelegen pand Begoniastraat 30
is komen vast te staan, dat de vergunning onrechtmatig is
verleend. In het kader van de bezwaarschriftenprocedure is
voorts gebleken, dat deze onregelmatigheid niet alsnog on
gedaan kan worden gemaakt door middel van het voeren van de
procedure ex artikel 18a van de Wet op de Ruimtelijke Orde
ning juncto artikel 21 van het Besluit op de ruimtelijke
ordening. Deze procedure houdt in, dat wij zonder dat er een
voorbereidingsbesluit vigeert ten aanzien van bouwwerken van
beperkte betekenis vrijstelling van de voorschriften van een
geldend bestemmingsplan kunnen verlenen. Geconstateerd is
evenwel dat de beoogde uitbreiding naar het voorlopig oordeel
van de voorzitter van de afdeling Rechtspraak van de Raad van
State niet valt te rangschikken onder de ingevolge artikel 21
van het Besluit op de ruimtelijke ordening wel in beginsel
toegelaten bouwwerken. Dit gegeven brengt mede, dat de ver
gunning zou moeten worden ingetrokken en alsnog zou moeten
worden geweigerd.
Het doorlopen van de Arob-procedure brengt mede, dat er
volledige heroverweging van het bestreden besluit dient
plaats te vinden. Deze taak impliceert tevens, dat bekeken
moet worden of er anderszins medewerking aan het bouwplan kan
worden verleend. Wij doelen hierbij op de zgn. artikel 19-
procedure van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voorwaarde
voor het toepassen van deze procedure is, dat er sprake moet
zijn van een geldend voorbereidingsbesluit. Na afgifte van
een daartoe vereiste verklaring van geen bezwaar van Gedepu
teerde Staten zou de gevraagde vergunning na herstel van de
hieraan klevende gebreken in bezwaar alsnog kunnen worden
gehandhaafd