Wij merken op dat de bezwaren van de direct aangrenzende eigenaar niet direct van planologische aard zijn, doch dat volstaan wordt met de opmerking dat er in strijd met het geldende bestemmingsplan wordt gehandeld. Het betreft hier een bestemmingsplan dat op 22 maart 1961 door de Raad is vastgesteld. Alhoewel er een plicht bestaat om bestemmings plannen eens in de tien jaar te herzien, heeft zulks ten aanzien van het plangebied "Bijenhof" niet plaatsgevonden. Dat de behoeften aan wooncomfort zich in de loop der jaren kunnen wijzigen, is een evidentie. Ter plaatse mag naast een woning (plm. 48 m2bij recht een garage van plm. 18 m2 en een bijgebouwtje in de vorm van een schuurtje c.q. berging van 9 m2 worden gerealiseerd. De garage is in dit bestemmingsplan expliciet bestemd en mag alleen als autostalling worden gebruikt. De feitelijke situa tie is conform vorengenoemde bebouwingsregeling. Het beoogde bouwplan voorziet in feite in een aanbouw van plm. 20 m2 met een hoogte van 3,25 meter boven maaiveld. Gelet op de omvang en indeling van de bestaande woning achten wij het realiseren van een groter wooncomfort zoals door aanvrager beoogd een acceptabele aangelegenheid. Wij nemen hierbij in aanmerking, dat het hier een eindwoning betreft met een relatief groot achtererf. In een dergelijke situatie is het algemeen aan vaard, dat het verantwoord is om een groter oppervlak aan (bij)gebouwen te realiseren. Wij zijn van opvatting, dat de uitvoering van het bouwplan, gelet op de resterende open ruimte, niet zal leiden tot een in stedebouwkundig opzicht onverantwoorde opzet. Voorts attenderen wij erop, dat - gelet op de aanwezigheid van een tussenliggende steeg en de uitvoering van een zijmuur van het pand van de betrokken aangrenzende eigenaar, waarin zich een voor de lichttoetreding niet relevant zijraampje bevindt - niet gesproken kan worden van reële achteruitgang in de licht- en zontoetreding tot dat betrokken perceel. Voorts menen wij, dat de geprojecteerde hoogte van de aanbouw reëel is te noemen, indien in aanmerking wordt genomen, dat het in functioneel opzicht een voor de hand liggende zaak is om het plafond in de keuken te laten aansluiten bij de hoogte van het plafond in de woonkamer. De relevante belangen af wegende zijn wij van oordeel, dat de aangrenzende eigenaar als gevolg van de uitvoering van het bouwplan niet oneven redig in zijn belangen wordt geschaad, zodat wij het verant woord achten op de grondslag van artikel 9 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening medewerking aan het bouwplan te ver lenen. Hiertoe is vereist, dat voor het betrokken perceel een voorbereidingsbesluit wordt genomen. Hierdoor wordt het mogelijk om na een ontvangen verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten de aanvankelijk verleende vergunning met herstel der gebreken alsnog te handhaven. - 2 - Onder mededeling dat de Commissie voor Stadsontwikkeling in haar op 14 augustus 1990 gehouden vergadering u heeft gead viseerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij u voor te besluiten conform bijgevoegd ontwerp-besluit Leeuwarden, 15 augustus 1990 Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester mw. ir. J.A. Lantermans Secretaris - 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 8