In combinatie met de uitkomsten van het onderzoek inzake de verhouding
tussen huren en kopen in de nieuwbouw zal aan de hiervoor genoemde
ontwikkelingen en mogelijke maatregelen aandacht worden geschonken.
In de premiehuursector wordt een dalende belangstelling bij de
institutionele beleggers geconstateerd. Deze willen gezien de ruimte op
de woningmarkt en niet uit rendementsoverwegingen het risico van de
verhuur van woningen uitsluiten door niet te bouwen. De zeer
terughoudende opstelling komt ongelegen omdat enkele projecten in
voorbereiding zijn, waarin de participatie van een belegger juist
essentieel is voor het woningbouwprogramma en de financiële
haalbaarheid. Afhankelijk van het planaanbod en de prioriteiten zal
dit tot uiting kunnen komen in een grotere contingentvraag voor de
sociale huursector.
Ten slotte lijkt de ongesubsidieerde sector over haar hoogtepunt heen.
Door de hogere rente voor hypotheken neemt het aantal bouwaanvragen
af. Weliswaar wordt er ogenschijnlijk veel op de markt aangeboden en
verhandeld. Het jaar 1990 zal daarom belangrijk zijn. Immers dan zal
blijken in hoeverre het versnelde aanbod vanuit Leeuwarden
(Camminghaburen en Nijl§n) heeft geleid tot voortzetting van de
realisatie in de vrije sector. Met de instelling van het Planteam
Vrije Sectorbouw zal het in gang gezette kwaliteitsbeleid worden
voortgezet. Er is thans geen noodzaak om het geraamde aantal van 40
woningen te verlagen. In het kader van de planning en programmering
van de nieuwbouw wordt vooralsnog overeenkomstig de Nota
Woningbouwbeleid vastgehouden aan de huidige meerjarige verdeling
tussen de financieringcategorieën.
Contingenten.
De omvang van het jaarlijks door het rijk aan de gemeente Leeuwarden
toegekende contingent vertoont -zoals reeds is gesteld- een dalende
tendens. In het onderstaande
wordt de verdeling
van de
jaarcontingenten 1989
en 1990
weergegeven.
1989
1990
voorl
def
voorl
sociale huur
150
164
145
premiehuur
-
62
premie-A
70
98
40
premie-C
48
67
72
totaal
268
393
257
Met het door het rijk bepaalde bodemcontingent van 257 woningen
plus de realisatie van ca. 40 vrije sectorwoningen daarboven is de
hiervoor reeds berekende gewenste produktie voor 1991 en 1992 van 300
woningen haalbaar. Daarvoor is noodzakelijk dat het bodemcontingent
ook voor deze jaren op dit aantal wordt gehandhaafd.
8
Het is gebleken dat Gedeputeerde Staten het bodemcontingent zou willen
verlagen tot 200 woningen tegen de achtergrond van de inhoud van de
Nota Woningbouwbeleid alsmede de provinciale inschatting van de
leegstand en de recente hoge produktie. Met de voortgaande inkrimping
van het provinciaal contingent als perspectief wordt van de zijde van
de provincie gesteld, dat de ruimte, die resteert na toekenning van het
bodemcontingent aan Leeuwarden, te gering is om de schommelingen in de
woningbehoefte in Leeuwarden en de overige gemeenten in de provincie
te kunnen opvangen.
Dit leidt tot een merkwaardige benadering van het begrip bodemcontin
gent, zijnde het gegarandeerde minimum. Voor de provincie betekent dit
echter tegelijkertijd de bovengrens voor het Leeuwarder contingent.
Wanneer het verlaagde aantal van 200 woningen als bodemcontingent tevens
het plafond betekent wordt onvoldoende rekening gehouden met enerzijds
de door het Rijk bepaalde bodemcontingent van 257 woningen en anderzijds
de berekening van de behoefte aan contingent op basis van de ontwik
kelingen op de Leeuwarder woningbouwmarkt, waaraan wij onder de para
graaf kwantitatieve woningbehoefte aandacht hebben besteed (vervangings
behoefte in verband met sloop en bouwen voor de zorgsector).
Rekening houdend met de bouw van de in de Nota Woningbouwbeleid genoemde
40 vrije sectorwoningen per jaar wordt voor 1991 tot en met 1995 gemid
deld gestreefd naar een jaarcontingent van 260, waarbij de totale jaar-
produktie rond de 300 woningen zal moeten komen. Het aantal gesubsi
dieerde woningen dient in principe gelijk te blijven aan het in het
Meerjarenprogramma Woningbouw genoemde aantal van het rijksbodemcontin-
gent.
Gezien het vorenstaande houdt het college vast aan de door het rijk
vastgestelde bodemcontingent en zal mede gelet op haar status in het
Rijksbeleid op het terrein van de ruimtelijke ordening en
stadsvernieuwing bij het Ministerie van VROM aandringen om dit ook
onder de aandacht van het provinciaal bestuur te brengen. Een recente
brief van deze strekking gericht aan de Staatssecretaris van VROM
is voor u ter inzage gelegd.
Sociale Huursector.
Het is gebruikelijk dat ten aanzien van het resultaat over het
voorgaande jaar inzake de uitvoering van de budgetafspraak voor de
sociale huursector aan de Raad verantwoording wordt afgelegd. Voor u
is ter inzage gelegd de rapportage over de toepassing van het
normkostensyteem sociale huursector over 1989.
Voor 1991 moet rekening worden gehouden met de volgende plannen (in
volgorde van prioriteit):
aantal
1. Camminghaburen (NCHB)
72
2e
en 3e
2. St. Annastraat (Patr.)
8
3. Amelandsdwinger (Patr)
25
le
fase
4. Frigasterrein (BWL)
45
le
fase
totaal
150
9