Aangaan van onderhandse geldleningen
Bijlage nuimner 59.
Aan de leden van de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 4 van de Wet financiering lagere overheid,
nemen openbare lichamen slechts besluiten tot het ramen van
uitgaven ten laste van de kapitaaldienst van de begroting,
indien de laatst berekende netto vlottende schuld, vermeerderd
met de laatst berekende overige korte schuld, de laatst
berekende kasgeldlimiet niet overschrijdt. Indien bedoelde
overschrijding wel plaatsvindt, kunnen deze ramingen alleen
plaatsvinden indien kortlopende leningen worden omgezet in
langlopende leningen, ten einde weer onder de kasgeldlimiet te
komen
Om snel te kunnen reageren op bepaalde situaties op de
kapitaalmarkt, hebt u ons bij besluit van 8 januari 1990,
nummer 19306, gemachtigd in 1990 geldleningen tot een maximum
van f 33 miljoen aan te gaan. Hiervan was f 30 miljoen bedoeld
voor de financiering van het investeringsprogramma voor 1990 en
f 3 miljoen voor conversie van geldleningen.
Voor de financiering van genoemde investeringen, denken wij
voor 1991 wederom een bedrag van ongeveer f 30 miljoen nodig te
hebben. Voor de eventuele herfinanciering van hoogrentende
leningen, denken wij maximaal f 5 miljoen nodig te hebben. In
verband met het voorgaande, stellen wij u voor, ons:
1. een krediet van f 5 miljoen beschikbaar te stellen voor
het in 1991 buitengewoon aflossen van geldleningen om in
de plaats daarvan leningen aan te trekken tegen een
lager rentepercentage (conversie);
2. een krediet van f 30 miljoen beschikbaar te stellen voor
de financiering van het investeringsprogramma;
3. ons college te machtigen voor 1991 geldleningen aan te
gaan tot een totaalbedrag van f 35 miljoen (f 30 miljoen
f 5 miljoen)
Van elk door ons, ter uitvoering van dit door de Raad te nemen
algemeen geldleningsbesluitgenomen besluit tot het aangaan
van een geldlening en van de goedkeuring hiervan door
Gedeputeerde Staten, zullen wij u mededeling doen.
1