4
WIJZE VAN BETALING:
In de verordening is een bepaling opgenomen, dat het
liggeld voor een abonnement wordt geheven bij wege van
voldoening op aangifte. Ingeval geen aangifte wordt
gedaan, wordt de belastingplichtige geconfronteerd met
een zware administratieve sanctie, nl. een verhoging van
het verschuldigde liggeld met 1002.
Deze methode leidt dus tot een efficiëntere inning van
liggelden en verhoogt de controle. De dagtarieven voor
de plezier- en de beroepsvaart worden betaald door aan
bieding van een kwitantie of bon. Deze gelden worden dus
niet geheven op aangifte.
OPSLAGGELDEN:
Wij stellen voor de in de huidige verordening opgenomen
opslaggelden voor het plaatsen van goederen op kaden,
oevers of steigers voorlopig op de oude voet te hand
haven. Wij zijn voornemens dit onderdeel van de
verordening over te hevelen naar de Verordening
precariorechten 1987.
OPBRENGSTEN:
Door de toepassing van de nieuwe tarieven kan een meer
opbrengst worden verkregen van rond f 85.000,netto
raming
De benodigde meeropbrengst moet echter worden rond
f 103.000,-- (f 89.410,-- stelpost woonschepen ad
f 14.000,--)
Wij achten een verwerking van het verschil ten bedrage
van f 18.000,-- in de tarieven pleziervaart niet
gewenst en willen dat, zo als hiervoor reeds is
opgemerkt gefaseerd over drie jaren ingevoerd zien.
Een recapitulatie van de raming havengelden volgens de
nieuwe tarieven hebben wij voor u ter inzage gelegd.
INWERKINGTREDING
Wij stellen voor de nieuwe tarieven toe te passen met
ingang van het nieuwe vaarseizoen.
In de Commissie Milieu en Stadsbeheer is dit voorstel
voor advies aan de orde geweest in haar vergadering van
6 maart 1991. Door een enkel lid werd een algemeen voor
behoud gemaakt. Andere leden waren tegen de opgenomen
vrijstellingsbepaling ten aanzien van leden van het
Koninklijk Huis. Verder werd een voorbehoud gemaakt ten
aanzien van het niet meer handhaven van een mogelijke
uitzonderingspositie, betreffende een 5-tal binnenvaart
schepen.
5
Ten aanzien hiervan merken wij op, dat wij van mening
zijn dat een vrijstellingsbepaling voor leden van het
Koninklijk Huis gezien moet worden in het kader van
Leeuwarden- (voormalige) Hofstad. Wij zijn niet voor
nemens een uitzonderingspositie te creëren voor genoemde
binnenschepen, omdat de wet noch negatieve noch
positieve discriminatie toestaat. Ter kennisneming is
dit voorstel tevens voorgelegd op 11 februari 1991 aan
de Overlegcommissie Haven- en woonschepen en op
14 maart 1991 aan de Commissie Middelen.
Omdat overigens geen bezwaren tegen het voorstel zijn
gemaakt, stellen wij u voor te besluiten overeenkomstig
het bijgevoegde ontwerp-besluit
Leeuwarden, 14 maart 1991.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mw.ir. J.A. Laritermans Secretaris.