PROVINCIALE BODEMSANERINGSPROGRAMMA 1991
Voor het opstellen van de planning 1991 is de provincie uitge
gaan van het door het Ministerie van VROM indicatief toegezegde
budget. Bij de toekenning van het definitieve budget wordt door
de provincie een uitvoeringsschema opgesteld.
In tabel 2 zijn de in het provinciale programma opgenomen pro
jecten weergegeven.
project fase
vml chemische wasserij
Hoekstersingel 51-53 s.o.
Wijb. de Geeststr. 28 n,o.
vml bedrijfsterr. Kingma* controle
Krijn v.d. Helmstraat
Hoek Hollanderdijk/Schrans* controle
Totaal
57.
,000
Potmargen.o.
70,
000
Totaal
127.
000
tabel 2:Projecten opgenomen in het provinciale programma 1991.
Met een aangegeven projecten zijn niet opgenomen in
het ontwerp-programma 1991. Hiertegen is inmiddels be
zwaar gemaakt en voor uitvoering van deze projecten is
wel alvast geld gereserveerd.
De verplichte bijdrage voor 1991 bedraagt derhalve
f 127.000,—.
Voor de Potmarge is echter in 1990 reeds een krediet
beschikbaar gesteld van f 70.000,zodat uit het fonds voor
1991 nog f 57.000,beschikbaar gesteld dient te worden.
benodigd krediet
3. 500
50.000
2. 500
1.000
OVERIGE NOODZAKELIJKE INVESTERINGEN
Naast de benodigde gelden voor uitvoering van het provinciale
programma worden de volgende investeringen op het gebied van
bodemonderzoek en -sanering in 1991 noodzakelijk geacht.
6
l.f 70.000,voor een nader onderzoek op het terrein van de
afvalverbrandingsinstallatie
In opdracht van het Openbaar Lichaam Afvalverwijdering
Friesland heeft het bureau Haskoning in maart 1988 een bodem
onderzoek uitgevoerd op het terrein van de afvalverbrandings
installatie aan de Greunsweg. In 1985 is in opdracht van de
gemeente op hetzelfde terrein een bodemonderzoek door de
provincie uitgevoerd. Op grond van dit onderzoek werd
geconcludeerd dat gezien het gebruik van het terrein op korte
termijn geen verdere acties noodzakelijk zijn. In het door
Haskoning uitgevoerde onderzoek worden, echter met name in het
grondwater, veel hogere concentraties aan verontreinigende
stoffen aangetroffen. De gehalten ammonium, aromaten en poly
cyclische aromaten bevinden zich in ieder geval plaatselijk ver
boven de zgn. C-waarde uit de leidraad bodemsanering. Stoffen
in deze concentraties kunnen risico's voor de volksgezondheid
inhouden en het milieu ongewenst beïnvloeden. De omvang van de
verontreinigingen in de grond en het grondwater is niet precies
bekend. In het schrijven van 22 juni 1988 vraagt het OLAF de
gemeente wat zij denkt met de resultaten van het onderzoek te
gaan doen.
De gemeente is eigenaar van de grond; sinds 1 januari 1988
heeft het OLAF de desbetreffende grond in erfpacht. In de erf
pachtovereenkomst is aan het OLAF de verplichting opgelegd een
onderzoek te laten verrichten ter vaststelling van de
verontreinigingsgraad van de ondergrond van het terrein per
1 januari 1988. Er zijn verder geen consequenties verbonden aan
het resultaat van het onderzoek. Zoals vastgelegd in de nota
"bodemaspekten" van april 1987 dienen bij verkoop, uitgifte in
erfpacht etc. de kosten van bodemonderzoek en eventueel
sanering van een terrein door de verkoper gedragen te worden.
In augustus 1988 hebben wij besloten dit project aan te melden
in het kader van de Interimwet bodemsanering. De provincie
heeft daarop in haar schrijven van oktober 1990 gemeld dat
opname in het kader van de Interimwet bodemsanering inderdaad
noodzakelijk is en dat deze lokatie, gezien de aangetroffen
gehaltes, reeds in 1991 voor nader onderzoek in aanmerking
komt. Zij geeft in haar schrijven tevens aan dat, gezien het
feit dat de lokatie vroeger in gebruik geweest is als gemeente
lijke stortplaats voor grof vuil en overslagterrein van
huisvuil en daarna opslag van slakken en vliegas van de toen
nog gemeentelijke afvalverbrandingsinstallatie, het in de
eerste plaats op de weg van de gemeente ligt om zorg te dragen
voor een milieuhygiënisch verantwoorde oplossing ten aanzien
van de aangetroffen bodemverontreiniging.