2. REACTIES OP HET VOORLOPIGE COLLEGESTANDPUNT
In januari 1991 hebben wij, mede op basis van het eindrapport
van het Educatief Centrum Noord over de mogelijkheid tot
vorming van een of meerdere brede scholengemeenschappen, ons
voorlopige standpunt hieromtrent vastgesteld en met verzoek om
commentaar naar alle betrokkenen gezonden.
Op basis van een aantal afwegingen kwamen wij tot de conclusie
dat de vorming van één brede scholengemeenschap op termijn tot
een aantal, met name onderwijskundige, voordelen kan leiden.
Aan de vorming van één brede scholengemeenschap zijn echter ook
een aantal concrete nadelen verbonden. Daarom geven wij de
voorkeur aan twee brede scholengemeenschappen. Overigens
sluiten wij niet uit dat op langere termijn tot één brede
scholengemeenschap wordt gekomen.
Een meerderheid van de betrokkenen deelt blijkens de ingekomen
reacties dit standpunt, al blijkt bij enkele scholen in
principe de uiteindelijke voorkeur uit te gaan naar één brede
scholengemeenschap.
Samengevat komen de reacties op het volgende neer:
- de keuze voor twee brede scholengemeenschappen is
acceptabel; wel bestaat er kritiek op de voorgestelde
clustering;
- de keuze voor het laten samenvallen van de fusiedatum en
de start van de invoering van basisvorming is eveneens
aanvaardbaar, evenals de voorgestelde heterogene
instroom op alle lokaties en de relatieve zelfstandig
heid van de onderwijseenheden;
- er bestaat grote behoefte aan meer duidelijkheid over
een groot aantal aspecten, met name de werkgelegenheid
en rechtspositie, de huisvesting, de tijdplanning, de
positie van het l.b.o., de bij- en nascholing, het
bestuur en beheer, de haalbaarheid van bestaande
categoriale examens, de medezeggenschapsstructuur en de
nevenvestigingen.
In bijlage 1 wordt ingegaan op de ontvangen reacties. Daarbij
wordt tevens aangegeven ten aanzien van welke aspecten de
reacties hebben geleid tot aanpassingen van ons voorlopige
standpunt van januari 1991.
Volledigheidshalve merken wij op dat de volledige reacties voor
u ter inzage liggen.
De in eerdere notities geschetste ontwikkelingen op landelijk
en lokaal terrein, maken naar onze mening een heroriëntering op
de inhoud en de vorm van het voortgezet onderwijs in Leeuwarden
noodzakelijk. Al een groot aantal jaren is, zoals reeds hier
boven is opgemerkt, het beleid van de gemeente Leeuwarden
gericht op de vorming van brede scholengemeenschappen. De
invoering van de basisvorming maakt, in combinatie met
ontwikkelingen als bijvoorbeeld schaalvergroting, autonomie-
vergroting, de terugloop van het lager beroepsonderwijs en
invoering van een nieuwe bekostigingssystematiek, dat het naar
onze mening gewenst is over te gaan tot daadwerkelijke vorming
van brede scholengemeenschappen.
In ons voorlopige standpunt van januari 1991 hebben wij een
keuze gemaakt voor twee brede scholengemeenschappen. Op basis
van de ingekomen reacties concluderen wij dat een meerderheid
van de betrokkenen positief staat tegenover dit voorstel.
Tegelijkertijd is duidelijk dat de feitelijke bereidheid en
mogelijkheden om te participeren en aan de scholengemeen
schappen concreet vorm te geven, voor een belangrijk deel af
hangt van de mate waarin een aantal aspecten verder is
uitgewerkt
In de volgende paragraaf zullen wij dan ook nader op deze
aspecten ingaan. In een aantal gevallen is het echter nog niet
mogelijk onduidelijkheden in afdoende mate weg te nemen, bij
voorbeeld omdat de landelijke wet- en regelgeving ten aanzien
van een bepaald aspect nog onvoldoende duidelijk is. Uiteraard
zal bij een definitief fusiebesluit die duidelijkheid wel
dienen te bestaan.
3. UITWERKING VAN EEN AANTAL SPECIFIEKE ASPECTEN
In de voorgaande paragraaf hebben wij aangegeven dat uit de
reacties is gebleken dat er grote behoefte bestaat aan verdere
uitwerking en concretisering van een groot aantal aspecten van
het herstructureringsvoorstelIn een aantal gevallen kan die
uitwerking geboden worden, namelijk ten aanzien van die
aspecten die niet of in geringe mate afhankelijk zijn van (nog
in discussie zijnde) landelijke wet- en regelgeving. In andere
gevallen zal volstaan moeten worden met meer algemene
opmerkingen op basis van hetgeen er thans aan voorstellen in
bespreking is. Het gaat er daarbij om aan te geven welke
problemen te verwachten zijn en in welke richting een oplossing
gezocht moet worden. De concrete uitwerking van de aangegeven
oplossingsrichting zal vervolgens dienen te geschieden door
daarvoor in te stellen werkgroepen.
3.1. De clustering
De in ons voorlopige standpunt voorgestelde clustering heeft
reacties opgeroepen ten aanzien van de clustering en de
argumenten die bij het voorstel een rol hebben gespeeld.
Bij het samenstellen van de twee brede scholengemeenschappen,
de clustering, zijn de volgende aspecten van belang:
- de spreiding over de stad;
- de criteria waaraan brede scholengemeenschappen en
nevenvestigingen moeten voldoen;
bestaande (onderwijskundige) samenwerkingsverbanden;
- lokale ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de fusie
tussen de drie algemeen bijzondere 1b.o.-scholen per
1 augustus 1991.
3