De verschillende procedures die gepaard gaan met de oprichting en instandhouding van een openbaar lichaam door een gemeenschappelijke regeling zijn vrij gecompliceerd en bureaucratisch, zeker als daar ook privaatrechtelijke rechts personen aan deelnemen. Voorts geldt een erg omslachtige procedure ten aanzien van de vaststelling van de begroting, waarbij de invloed van de verschillende deelnemers aan de regeling maar beperkt is. Het geheel overwegende komen wij tot de conclusie, dat voor beide scholengemeenschappen een afzonderlijke bestuurscommissie ex artikel 61 Gemeentewet ingesteld zou moeten worden. Wat de inhoudelijke taakopvatting betreft, merken wij het volgende op. Gelet op de in eerdere paragrafen aangegeven ontwikkelingen, is het naar onze mening gewenst een kleiner en specifiek op het onderwijsterrein deskundig bestuur te vormen. Een dergelijk bestuur kan zich in haar taakuitoefening beperken tot het terrein van het onderwijs en meer speciaal de plaats van de eigen scholengemeenschap daarin. Tevens is het nood zakelijk dat de bestuurskracht versterkt wordt. Daarbij doet zich tevens de vraag voor tot op welke hoogte het bestuur zich moet bezighouden met de schoolorganisatie. Nu de landelijke overheid streeft naar vergroting van de autonomie van scholen, is het gewenst ook te komen tot een heroverweging van de gegroeide taakverdeling tussen bestuur en schooldirectie. Het nemen van beslissingen op allerlei terrein zal in de toekomst ingrijpender gevolgen kunnen hebben, hetgeen een grote mate van deskundigheid vereist. Om goed op die ontwikkelingen te kunnen inspelen is een professioneel en volledig inzetbare directie, waarvoor de term centrale directie gehanteerd kan worden, noodzakelijk. Dat management zal zowel deskundig moeten zijn op het terrein van de onderwijspraktijk als op het terrein van de schoolorganisatie. Veel van de huidige en nieuwe bestuurlijke bevoegdheden zullen dan ook terecht moeten komen bij de centrale directie. In ons voorlopige standpunt signaleerden wij het gevaar dat, bij een sterke centrale directie met ook beleidsvormende taken, het bestuur erg veraf komt te staan van de onderwijsinstelling en over te geringe sturingsmogelijkheden beschikt. In hoeverre deze ontwikkeling zich inderdaad gaat voordoen zal afhangen van de bevoegdheden die de bestuurscommissie wil overdragen. Naar onze mening behoeven de beide commissies daarin niet hetzelfde standpunt in te nemen. 6 Het bovenstaande leidt tot de volgende bestuurlijke organisatie: Gemeenteraad - College van B. W. cie. ex art. cie. ex art. 61 GW 61 GW SG A SG B I I centrale centrale directie directie I I school school Uiteraard zal deze organisatorische opzet consequenties hebben voor de wijze waarop thans de verschillende gemeentelijke diensten bij het openbaar onderwijs zijn betrokken. Wij stellen u voor in de uitwerkingsfase een en ander verder te laten onderzoeken. 3.3. De huisvesting van de scholengemeenschappen Bij een voorstel voor de huisvesting speelt een aantal factoren een rol. Sommige daarvan hebben betrekking op de huidige situatie, andere op verwachtingen ten aanzien van de toekomst. De volgende factoren zijn in ieder geval van belang: - de drie grootste gebouwen, te weten de gebouwen van de SSG, de Ts Leeuwarden en het Slauerhoff College zullen in elk geval gebruikt moeten worden; - het streven naar een zekere kleinschaligheid; situering van de 1b.o.-afdelingen, met name gelet op de specifieke vaklokalen; spreiding over de stad, onder andere gelet op de bereikbaarheid voor buitenleerlingen; - streven naar ruimtelijke nabijheid van hoofdvestiging en de overige onderwijseenheden van een scholengemeenschap; Het moge duidelijk zijn dat niet in dezelfde mate met de verschillende factoren rekening kan worden gehouden. In ons voorlopige standpunt hebben wij één van de mogelijkheden voor de huisvesting van de beide scholengemeenschappen geschetst. Wij zien daar in deze fase van de besluitvorming om twee redenen vanaf. Allereerst is het naar onze mening gewenst dat een discussie over de huisvestingsmogelijkheden zich niet beperkt tot één voorstel, maar dienen er meerdere alternatieven op hun waarde bekeken te worden. Daarnaast wordt er op dit moment onderzoek gedaan naar de huisvestingssituatie van het totale voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de gemeente. Niet uitgesloten moet worden geacht dat op basis van dit onderzoek er via bijvoorbeeld gebouwenruil meer mogelijkheden voor huisvesting ontstaan dan thans kan worden voorzien. 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1991 | | pagina 321