In de ter inzage gelegde notitie Rechtspositie personeel en
werkgelegenheid wordt uitgebreider op een en ander ingegaan.
Werkgelegenheidssituatie per 1 augustus 1990.
9 scholen in Lwd.
3 regio-scholen
totaal
aantal
leerlingen
5006
545
aantal aantal
leraarlessen taakuren
5551
6619
889
7508
407
43
450
Met ingang van 1 augustus 1991 zullen in verband met de voor
bereiding op de invoering van de basisvorming, de bezuinigingen
vanwege de kleine scholen en een aantal technische
veranderingen, nieuwe leraarlessenformules gelden. Mavo- en
1b.o.-scholen krijgen een uitbreiding van 30 naar 32 lesuren
voor de eerste drie leerjaren, havo en v.w.o. krijgen in
1991-1992 een uitbreiding tot 31 lesuren en in 1992-1993 tot
32 lesuren. Voor brede scholengemeenschappen vindt een
verhoging van de formatieregeling plaats, terwijl categoriale
havo en v.w.o-scholen en havo-v.w.o.-scholengemeenschappen een
korting op de personeelsformatie krijgen toegepast.
Opgemerkt moet worden dat voor scholen die er als gevolg van de
nieuwe formules in formatie op achteruit zouden gaan, er voor
de periode 1991-1994 een overgangsafbouwregeling geldt. Een en
ander leidt tot de volgende werkgelegenheidssituatie, indien er
geen sprake is van fusies:
9 scholen in Lwd.
3 regio-scholen
aantal
leraarlessen
6656
880
aantal taakuren buiten
beschouwing gelaten; de
taakurenformule blijft
overigens ongewijzigd.
7536
Conclusie: bij ongewijzigd beleid zal de omvang van de werk
gelegenheid in totaliteit niet veel veranderen.
Ten slotte kunnen de nieuwe, dus nog niet vastgestelde, leraar
lessenformules worden toegepast op de voorgestelde brede
scholengemeenschappen. Die toepassing leidt tot het volgende
werkgelegenheidsoverzicht
aantal leraarlessen
brede scholengemeenschap A
brede scholengemeenschap B
4600
2895
totaal 7495
12
Voorlopige conclusie: het totaal aantal leraarlessen verandert
als gevolg van de vorming van brede scholengemeenschappen
nauwelijks
Over de werkgelegenheid voor directie en onderwijsondersteunend
personeel kan thans niets met zekerheid worden gezegd.
Algemene eindconclusie: de vorming van brede scholen
gemeenschappen heeft, voor zover thans kan worden nagegaan,
geen effect op de werkgelegenheid voor het onderwijzend
personeel
Wij stellen ons in dit verband op het standpunt dat er als
gevolg van de fusies geen werkgelegenheid verloren mag gaan.
Ad b
Over het personeelsbeleid op het terrein van de scholing merken
wij het volgende op. De invoering van de basisvorming en de
daarmee samenhangende andere beleidsmaatregelen van de overheid
zal in het algemeen gesproken een groot beroep doen op de
verandermogelijkheden en de bereidheid tot veranderen van het
personeel. Die veranderingen zullen gericht moeten zijn op het
vergroten van de onderwijsbekwaamheden, de leerlingbegeleiding
etc. Het zittende personeel moet toegerust worden om in
veranderende omstandigheden aan deels nieuwe groepen leerlingen
les te geven.
Op welke wijze dat zal moeten is thans nog niet concreet aan te
geven. Dat hangt deels af van het personeelsbestand van de te
vormen scholengemeenschappen en de wijze waarop het personeel
al voor nieuwe taken is toegerust.
Omdat de behoefte aan scholing afhankelijk is van het
personeelsbestand stelt de staatssecretaris dan ook voor in
1992 te beginnen met een tranchegewijze overdracht van
nascholingsmiddelen aan de scholen. Zo kunnen scholen
schoolspecifieke na- en bijscholing "kopen" bij ondersteunings
instellingen etc. Uiteraard zal een gedeelte van de scholing al
moeten plaatsvinden voorafgaand aan de daadwerkelijke invoering
van de basisvorming. Dat geldt zeker voor die docenten die in
de eerste leerjaren gaan lesgeven. Het is dan ook noodzakelijk
dat zo snel mogelijk na de besluitvorming de personele
invulling van de scholengemeenschappen gestalte krijgt.
Vervolgens kan geïnventariseerd worden welke scholing gewenst
is en kan er een specifiek scholingsprogramma worden ontwikkeld
voor de korte en middellange termijn.
In de ter inzage gelegde notitie "Hoofdlijnen personeelsbeleid
invoering basisvorming" wordt ingegaan op het flankerend
personeelsbeleid.
Kortheidshalve verwijzen wij u naar deze notitie, waarover het
overleg overigens nog niet is afgerond.
3.7. De positie van het onderwijs aan specifieke groepen
In het bestaande voortgezet onderwijs participeren enkele
groepen leerlingen die om specifieke aandacht vragen. Het
betreft hier met name leerlingen uit het huidige i-onderwijs,
de leerlingen aan de ISK en de groep zeer begaafde kinderen. In
13