Ad 5. De behoefte aan kinderopvang in de non-profit sector Vanuit de commissie is aandacht gevraagd voor de behoefte aan kinderopvang in de non-profit sector. De suggestie is gedaan de nieuwe kindplaatsen die in 1991 voor het gemeentepersoneel beschikbaar komen, deels te bestemmen voor werknemers van door ons gesubsidieerde instellingen. Voornoemde suggestie kunnen wij niet overnemen, daar wij als werkgever in de eerste plaats een verantwoordelijk heid hebben ten opzichte van ons eigen personeel, ook met berekking tot bedrijfskinderopvang. Gelet op de wachtlijst van gemeente-ambtenaren voor kinderopvang gaan wij ervan uit dat de geplande uitbreiding van bedrijfs- plaatsen volledig benodigd is voor het gemeentepersoneel Overigens wordt in hoofdstuk 17 van het plan onder meer aangegeven, dat wij ons nog zullen beraden op een eventuele subsidieregeling ten behoeve van bedrijfsopvang voor de non-profit sector. In de onlangs verschenen Stimuleringsmaatregel 1991-1993 wordt hierover opgemerkt, dat de gemeente aan iedere werkgever dezelfde korting of premie dient te verstrekken (art. 7, lid 3). Het is derhalve niet mogelijk onderscheid te maken tussen de profit en non-profit sector. Bij de verdere uitvoering van het plan zal onder meer aandacht worden besteed aan de behoefte aan kinderopvang in de non-profit sector. Ad 6. Het pedagogisch aspect in de model-verordening Vanuit de Commissie Onderwijs en Samenlevingszaken is aangegeven, dat het pedagogisch aspect in de kwaliteits verordening ontbreekt. Dit zou kunnen worden geregeld door in de verordening een artikel op te nemen, dat instellingen verplicht een speelwerkplan op te stellen. De controle op de pedagogische kwaliteit zou apart geregeld dienen te worden. Bij het opstellen van de model-verordening door de VNG is voornoemd aspect ook overwogen. Besloten is de suggestie niet over te nemen, omdat het begrip "pedagogische kwaliteit" moeilijk te definiëren is. In dit verband geeft de VNG aan, dat de model-verordening vooral kwantitatieve voorschriften bevat, die de voorwaarden verschaffen waarbinnen een kindercentrum samen met de ouders vorm kan geven aan pedagogische en didactische werkwijzen. Om deze reden is ook een kwalitatieve bepaling opgenomen en wel, dat houders van kindercentra en gastouderbureaus moeten garanderen dat ouders invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de instelling. Wij kunnen ons vinden in deze motivering van de VNG Daarnaast zijn de opleidingseisen die aan het personeel worden gesteld onzes inziens een tweede waarborg voor pedagogische kwaliteit. 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1991 | | pagina 467