5. Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag,
leggen Burgemeester en Wethouders de aanvraag voor een
ieder ter inzage. De terinzagelegging wordt op de gebrui
kelijke wijze bekend gemaakt, waarbij mededeling wordt
gedaan van de mogelijkheid om binnen een termijn van
veertien dagen bezwaren in te dienen bij B. en W.
6. Burgemeester en Wethouders brengen de aanvraag en de
daartegen ingebrachte bezwaren terstond ter kennis van de
monumentencommissie
7. Binnen twee maanden na afloop van de bezwarentermijn
brengt de monumentencommissie haar advies uit aan Burge
meester en Wethouders.
8. Burgemeester en Wethouders beslissen op een aanvraag om
vergunning binnen vier maanden na de indiening dan wel
ontvankelijkverklaring van de aanvraag. Zij kunnen hun
beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen; hier
van doen zij de aanvrager onmiddellijk schriftelijk
mededeling.
9. Indien Burgemeester en Wethouders niet voldoen aan het
achtste lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
10. Burgemeester en Wethouders zenden onmiddellijk een af
schrift van hun besluit aan de monumentencommissie en aan
degenen die hun bezwaren kenbaar hebben gemaakt.
11. Een vergunning blijft buiten werking gedurende 30 dagen
na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege
is verleend. Indien gedurende die termijn beroep is
ingesteld op grond van de Wet administratieve rechtspraak
overheidsbeschikkingen, blijft de vergunning buiten
werking totdat op dat beroep is beslist, tenzij met
toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van
State (Stb. 1986, 670) op een desbetreffend verzoek
beslist wordt de schorsing op te heffen.
Artikel 7
Burgemeester en Wethouders nemen met betrekking tot een
kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen
van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien
en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke
belangen van godsdienstoefening in dat monument in het geding
zijn.
Artikel 8
1. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een vergunning
voorschriften verbinden in het belang van de monumenten
zorg.
2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.
4
Artikel 9
1. De vergunning kan door Burgemeester en Wethouders worden
ingetrokken indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige opgave is verleend;
b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld
in artikel 8 niet naleeft;
c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich
zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument
zwaarder dient te wegen.
2. De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking
in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld te worden
gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen
omkleed en in afschrift gezonden aan de monumentencommis
sie.
HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN
Artikel 10
1. Burgemeester en Wethouders zenden onmiddellijk een af
schrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd
rijksmonument met de ingediende bezwaren aan de monumen
tencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, ge
noemd in artikel 12, lid 8, van de Monumentenwet.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de
aanvraag binnen twee maanden na de datum van verzending
van het afschrift.
3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt
de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
HOOFDSTUK 4 SCHADEVERGOEDING
Artikel 11
1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten
gevolge van:
a. de weigering van Burgemeester en Wethouders wijziging aan
te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;
b. de weigering van Burgemeester en Wethouders een vergunning
tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeen
telijk monument te verlenen;
c. voorschriften door Burgemeester en Wethouders verbonden
aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering
van een gemeentelijk monument;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of
niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de
gemeenteraad hem, op zijn verzoek een naar billijk
heid te bepalen schadevergoeding toe.
5