15
HOOFDSTUK 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 13
1. De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast
de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opspo
ringsambtenaren, opgedragen aan hen die door Burgemeester en Wethou
ders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast,
ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn
vermeld,
2, Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit ver
eist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en
plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de
rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor
zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de
naleving van deze verordening.
Toelichting artikel 13
Artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering wijzen de ambte
naren aan die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast. Artikel
141 noemt de ambtenaren met een algemene opsporingsbevoegdheid, zoals de
rijks- en gemeentepolitie-agenten. Uit de bewoordingen van artikel 142
blijkt dat de gemeentelijke wetgever bevoegd is in zijn verordeningen
(speciale) opsporingsambtenaren aan te wijzen.
Op basis van het eerste lid van artikel 13 van de monumentenverordening
kunnen burgemeester en wethouders medewerkers van bouw- en woningtoe
zicht en monumentenzorg met de opsporingstaken belasten.
Het tweede lid is de grondslag voor de betreding van open ruimten en de
binnentreding van beschermde gemeentelijke monumenten, die geen woning
zijn, tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker. Woningen
zijn uitgezonderd, omdat de monumentenverordening niet valt onder de
verordeningen waarop de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83 van toepassing
is
Artikel 14
1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monu
menten treedt zij in werking op de dag volgende op haar afkondiging.
2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonu
menten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel
15, lid 2, van de Monumentenwet 1988.
Toelichting artikel 14
Twee maanden na toezending van de monumentenverordening aan de minister
van WVC treedt zij in werking voor de beschermde rijksmonumenten. De
art. 195 e.v. van de Gemeentewet regelen de afkondiging.
Artikel 15
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening ge
meente Leeuwarden 1991'.