Dit aanbod vanuit Friesland heeft uiteindelijk de doorslag
gegeven bij de keuze van de regering om het LDC in Leeuwarden
te vestigen. Het bestuur van het Centraal Bestuur
Arbeidsvoorziening en het bestuur van het LDC hebben met dit
regeringsbesluit in de loop van december 1990 ingestemd en de
officiële mededeling is ons bij brief van 20 december 1990 door
de minister van Onderwijs en Wetenschappen gedaan.
Voor verdere informatie over het voorgaande verwijzen wij u
naar de ter inzage gelegde stukken.
II. Wat is het LDC?
Het LDC is bedoeld als een landelijk service-centrum voor alle
organisaties en instellingen die zich op één of andere manier
bezighouden met advisering en voorlichting over studie- en
beroepskeuze, zoals arbeidsbureaus, bureaus voor studie- en
beroepskeuze, scholen (decanen), opleidingsinstituten,
uitzendbureaus, personeelsafdelingen van bedrijven,
universiteiten, hogescholen, adviesbureaus e.d. Voor een nadere
informatie over doelstellingen, doelgroepen, taken en de
organisatorische opbouw van het LDC moge verwezen worden naar
de ter inzage gelegde stukken. De verwachting is dat het bureau
van het LDC uiteindelijk tussen de 30 en 40 directe
arbeidsplaatsen zal omvatten, afhankelijk van het marktaandeel
dat men weet te veroveren op de markt van voorlichtings
materiaal en andere hulpmiddelen voor studie— en beroepskeuze.
Een centraal element daarin zal zijn het zogenaamde Isee!-
project, een geautomatiseerd informatiesysteem ten behoeve van
studie- en beroepskeuze, dat door het LDC in samenwerking met
de TU Twente is ontwikkeld. Isee! is een aardige woordspeling:
het kan gelezen worden als "ik zie/begrijp het" en is tevens
een afkorting van "Information System on Education and
Employment"
Verder heeft het LDC zeer onlangs opdracht gekregen van de
Europese Gemeenschap om een systeem te ontwikkelen voor de
vergelijking en waardering van alle diploma's en opleidings-
certificaten die als bewijs van bevoegdheid of bekwaamheid
gelden in de diverse lidstaten om op die manier het vrije
verkeer tussen de lidstaten van personen in opleidings- en
arbeidssituaties dat vanaf 1992 gaat gelden, in goede banen te
leiden. Daarmee moet dan de waarde en het niveau van een
opleiding/diploma dat in een ander land is behaald, door een
werkgever of een opleidingsinstituut aan de hand van dat
vergelijkingssysteem gemakkelijk bepaald kunnen worden.
Op grond van het bovenstaande moge het duidelijk zijn dat het
bij het LDC om een - in eerste instantie weliswaar in directe
zin nog beperkt - aantal hoogwaardige arbeidsplaatsen gaat, die
zeker hun uitstraling in stad en regio zullen hebben. Naast de
nu geplande omvang en de reëel aanwezige groeipotenties van het
LDC zelf, is ook van belang erop te wijzen dat de filosofie van
het LDC-bureau is om zelf slechts te werken met een beperkt
2
aantal specialisten en deskundigen en de overige werkzaamheden
uit te besteden aan toeleverings- en produktiebedrijven. Op
grond daarvan mogen belangrijke neveneffecten op de
werkgelegenheid in de regio verwacht worden.
III. De financiële aspecten
In het voorgaande is al aangegeven dat het LCD verwacht dat met
de verplaatsing van het LDC-bureau extra kosten zijn gemoeid,
die niet gemaakt zouden worden indien het bureau in Den Haag
zou blijven.
Naar raming gaat het in totaal om een bedrag van 5,8 miljoen
gulden. Deze raming is als volgt opgebouwd.
De totale begroting van het LDC bedraagt f 8 miljoen. De
kosten daarvan worden vooralsnog gedekt uit bijdragen van de
Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs en
Wetenschappen en Economische Zaken en van het CBA. De bedoeling
is dat na 3 jaar geen exploitatieverliezen meer geleden worden
en dat de kosten gedekt kunnen worden uit:
bijdragen van de diverse ministeries voor de uitvoering
van hun reguliere voorlichtingscampagnes (gegarandeerde
bedragen)
- abonnees op het Isee-systeem;
incidentele danwel meer structurele voorlichtings
campagnes van overheidsinstellingen en anderen op het
terrein van opleidingen, beroepen en arbeidsmarkt.
Aangezien de opbouw van het LDC, het inwerken van nieuwe
medewerkers, het opbouwen van een netwerk van contacten e.d.
door de overplaatsing naar het Noorden vertraging zal
ondervinden, zal het ook minder snel lukken om de exploitatie
sluitend te krijgen. Geschatte effect: f 2 miljoen per jaar
gedurende 2 jaar. Dus kostendekkende exploitatie na 5 jaar in
plaats van 3 jaar, hetgeen een nadelig effect oplevert van
f 4 miljoen gulden.
Naast deze aanloopvertragingen is er een groot aantal
incidentele effecten van de overplaatsing geïnventariseerd en
begroot op een totaal bedrag van f 1,8 miljoen gulden.
Daarmee komt het totale nadelige effect naar raming op
f 4 miljoen gulden f 1,8 miljoen f 5,8 miljoen gulden.
Wij hebben ons tezamen met Gedeputeerde Staten van Friesland in
principe bereid verklaard om bij te dragen in de aanloop
verliezen m.b.t. de exploitatie.
3